Hoofdstuk allen

Hoofdstuk 1: Leidinggeven
Het beste uit je medewerkers halen. Dat is geen simpele taak. Je moet als leidinggevende niet alleen over flink wat kennis en vaardigheden beschikken, maar ook over de juiste houding.
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Leidinggeven
Het beste uit je medewerkers halen. Dat is geen simpele taak. Je moet als leidinggevende niet alleen over flink wat kennis en vaardigheden beschikken, maar ook over de juiste houding.

Slide 1 - Tekstslide

Welke verantwoordelijkheden heeft een leidinggevende?

Slide 2 - Open vraag

Hoofdstuk 1: Leidinggeven
Verantwoordelijk voor inzet van mensen, middelen en materialen:
--> mensen: de aansturing van een team, ? ? ?
--> middelen en materialen: magazijninrichting, apparatuur, schoonmaakmateriaal
Divers takenpakket
Afdeling moet goed draaien, zo efficiënt mogelijk werken, gg. op de juiste manier verwerken

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 1: Leidinggeven
Taken en verantwoordelijkheden:
* coördineren
* delegeren
* controleren
* instrueren
* begeleiden
* coachen
Leiderschap
Een groep mensen, met een taak.
Er wordt invloed uitgeoefend op die mensen om de taken op een specifieke manier uit te voeren.
De groep wordt hierin ondersteund.

Slide 4 - Tekstslide

Leiderschapsstijlen
  • Laissez-faire
  • Democratisch
  • Autocratisch
  • Consultatief
  • Transformationeel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

? (T.B.)
? houdt in dat je een medewerker, helpt werkgerelateerde doelen te verwezenlijken en zich verder te ontwikkelen. Als ? help je de medewerker om te leren en te groeien. Niet door te onderwijzen, maar door te inspireren en te ondersteunen. Hierdoor ben je in staat het reflectievermogen en zelfsturende vermogen van de medewerker optimaal te stimuleren

Slide 7 - Tekstslide

Leiderschapsstijlen
Leiderschap is erop gericht om dingen gedaan te krijgen van medewerkers. Hoe je dat doet hangt van de context af.

--> soms ga je organiseren en krijg je mensen mee
--> soms leg je iets op wat moet gebeuren

Slide 8 - Tekstslide

Leiderschapsstijlen
Soorten leiders:
* Laissez-faire
* Democratisch
* Autocratisch
* Consultatief
* Transformationeel
Louis van Gaal
Wat is uw leiderschapsstijl?
‘Ik ben een democratisch, empathisch leider. Overleg veel met mijn staf en ga af op hun specialistische kennis. Daarvoor zijn ze immers ingehuurd. Maar uiteindelijk ben ik altijd degene die beslist.’
Bron: managementscope.nl

‘Ik kies voor democratisch leiderschap. Maar uiteindelijk beslis ik.’


Slide 9 - Tekstslide

Leiderschapsstijlen
Soorten leiders:
* Laissez-faire (laat het gaan)
* Democratisch (mensgerichte leiderschapsstijl)
* Autocratisch (vooral gericht op taken)
* Consultatief (medewerkers betrekken bij uitvoering v.h. werk)
* Transformationeel (leiderschap gericht op teamontwikkeling)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is situationeel
leidinggeven?

Slide 11 - Woordweb

Situationeel leidinggeven
Je dient je stijl af te stemmen op de medewerker en de situatie. Iemand die net begint in zijn vak stuur je anders aan dan een vakspecialist.

Maar ook een vakspecialist zal bij een nieuwe taak, ook extra begeleiding nodig hebben. 

Slide 12 - Tekstslide

? (P.M.)
Om goed leiding te geven moet je je stijl afstemmen op de medewerker en de situatie. Dit noem je ? 

Iemand die net begint in zijn vak stuur je anders aan dan een vakspecialist. Geef je een vakspecialist echter een nieuwe taak, dan zal hij ook extra begeleiding nodig hebben
Stijl van leiderschap afhankelijk van...
SITUATIE
TAAK
MEDEWERKER

Slide 13 - Tekstslide

Situationeel leidinggeven
2 typen gedrag
Situationeel leiderschap gaat uit van 2 typen gedrag:
* ondersteunend sturend
* directief sturend

Slide 14 - Tekstslide

Coördineren
Coördineren van de werkzaamheden bestaat uit het plannen, organiseren, leidinggeven en controleren. Samen vormen deze activiteiten een cyclus?

Als bij een tussentijdse controle blijkt dat de afdeling niet op de goede weg zit, dan moet je het plan aanpassen.

Welke bekende cyclus ken jij?

Slide 15 - Tekstslide

PDCA-cyclus
Bij het controleren v.d. medewerkers is het verstandig om volgens de PDCA-cyclus te werken.

Slide 16 - Tekstslide

Welke management-
technieken ken jij al?

Slide 17 - Woordweb

Managementtechnieken
* Management by direction and control
*  Management by objectives
*  Management by exception
*  Management by delegation
*  Management by walking around
*  Management by seduction
Managementtechnieken
Als L.S. zorg je ervoor dat de sfeer op de werkvloer én de productiviteit goed blijven. Iedere manager heeft zijn eigen manier om dit te doen. De management-by-technieken

Slide 18 - Tekstslide

Roger Harrison
Organisatiecultuur is bepalend voor hoe managers aansturen, hoe medewerkers met elkaar omgaan en hoe iedereen samenwerkt.
x-as: mate van centralisatie van de macht
y-as: mate van samenwerkingsgraad

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
  • Bestudeer tot en met bladzijde 26
  • Maak opdrachten 1 t/m 22

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: Communicatie en werkoverleg
* Werkoverleg
* Informatiebord (KPI's)
* Formeel en informeel werkoverleg
* Doelen werkoverleg
* Communicatie
* Gesprekstechnieken
* STARRT-methode
* Conflicthantering

Slide 21 - Tekstslide

Als logistiek supervisor heb je een belangrijke rol in de communicatie op jouw afdeling ?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Om resultaat te bereiken is goed leiderschap en goede communicatie noodzakelijk?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer de logistiek supervisor beter communiceert, zijn de medewerkers tevredener en vinden ze dat de LS beter presteert?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Hoofdstuk 2: Communicatie en werkoverleg
Leiderschap, communicatie en resultaat hebben alles met elkaar te maken. Als logistiek supervisor heb je een belangrijke rol in de communicatie op je afdeling. Als leider het maximale uit je team halen betekent óók dat je goed moet communiceren. Je zult bewust moeten omgaan met de communicatie binnen je team en hoe je medewerkers jou als leider ervaren. Wanneer je beter communiceert, zijn je medewerkers tevredener en vinden ze dat jij beter presteert. Ze ervaren hun relatie met jou als beter, ze hebben meer vertrouwen in je en zullen graag voor je werken

Slide 25 - Tekstslide

Werkoverleg
  • Opdracht geven (meest basale vorm van werkoverleg)
  • Hoe weet je of je resultaat bereikt met het geven van de opdracht?
  • wat moet gebeuren?
  • hoe moet het gebeuren?
  • wanneer moet het gebeuren?
  • controleert of de opdracht is begrepen?
  • lees blz. 36 en 37

Slide 26 - Tekstslide

Informatiebord
  • Wie werkt er op het werk met een informatiebord tijdens het overleg?
  • wat staat er op?
  • bijzonderheden van die dag
  • afwijkingen / meldingen van problemen
  • verbeterpunten
  • KPI's 
  • afspraken
  • belangrijke punten ter inbreng
  • lees blz. 38

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een informeel en formeel werkoverleg?

Slide 28 - Open vraag

Formeel en informeel werkoverleg
Om een overleg te laten slagen is het belangrijk dat alle deelnemers actief betrokken zijn bij het overleg, actieve deelnemers:
* hebben invloed op de agenda van het overleg
* krijgen ruimte om meningen en standpunten naar voren te brengen
* mogen vragen stellen en suggesties doen
* kunnen meebeslissen over afspraken die gemaakt worden


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Formeel en informeel werkoverleg
Om een overleg te laten slagen is het belangrijk dat alle deelnemers actief betrokken zijn bij het overleg, actieve deelnemers:
* hebben invloed op de agenda van het overleg
* krijgen ruimte om meningen en standpunten naar voren te brengen
* mogen vragen stellen en suggesties doen
* kunnen meebeslissen over afspraken die gemaakt worden


Slide 31 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
het woord
communicatie?

Slide 32 - Woordweb

Communicatie

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video


Gesprekstechnieken
LSD
Feedback geven
Feedback ontvangen

Slide 35 - Tekstslide

Gesprekstechnieken - LSD
Tijdens overlegsituaties maak je gebruik van verschillende gesprekstechnieken, zodat je een gesprek beter kunt laten verlopen en de ander beter begrijpt.
L = luisteren
S = samenvatten
D = doorvragen
F = feedback geven (feedback moet beschrijvend en concreet zijn)
F = feedback ontvangen (feedback kan waardevolle informatie zijn)

Slide 36 - Tekstslide

Gesprekstechnieken - andere

Slide 37 - Tekstslide

Directief / non-directief
Directieve gesprekstechniek ==> heel sturend in je communicatie. Jij geeft aan wat er gebeurt en daar kan niet over worden gediscussieerd. Deze gesprekstechniek is prima bruikbaar als het werk volgens strenge normen of onder tijdsdruk uitgevoerd moet worden. 
Non-directieve gesprekstechniek ==> er wordt gezamenlijkheid besloten wat er moet gebeuren. Je kunt deze met name gebruiken als je veel input van de ander wilt. Door deze gesprekstechniek te gebruiken, geef je de ander namelijk de ruimte om te reageren

Slide 38 - Tekstslide

Tell and sell / Tell and listennon-directief
Tell and sell ==> Jij geeft aan wat vindt dat er moet gebeuren. Je probeert de ander hierbij te overtuigen van jouw visie en aanpak. Je doet dit in situaties waarin jij het besluit al hebt genomen en hier niet meer van afgeweken kan worden. 

Tell and listen ==> Je geeft eerst je eigen mening, daarna geef je de ander de gelegenheid hierop te reageren. Deze techniek zet je in als je graag de mening van de ander meeweegt in je besluiten. Je nodigt de ander ermee uit om mee te denken

Slide 39 - Tekstslide

Problem solving
Een gesprekstechniek die je toepast om het probleem op te lossen. Je kijkt hierbij niet naar het verleden, maar naar de toekomst. Problem solving bestaat uit een aantal stappen. 

* Eerste stappen zijn erop gericht om het probleem vast te stellen. 
* Vervolgstappen hebben tot doel oplossingen aan te dragen. 
* Tot slot ga je een oplossing toepassen

Slide 40 - Tekstslide

STARRT-methode
STARRT-methode is een gesprekstechniek die je in kunt zetten voor evaluatie. Je kijkt terug op een periode in het verleden. 

Je doet dit bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek, om het functioneren van een medewerker in de afgelopen periode te evalueren. Met de STARRT-methode krijg je in een relatief korte tijd een compleet beeld van een persoon of een gebeurtenis

Slide 41 - Tekstslide

STARRT-methode

Slide 42 - Tekstslide

STARRT-methode
STARRT-methode is een gesprekstechniek die je in kunt zetten voor evaluatie. Je kijkt terug op een periode in het verleden. 

Je doet dit bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek, om het functioneren van een medewerker in de afgelopen periode te evalueren. Met de STARRT-methode krijg je in een relatief korte tijd een compleet beeld van een persoon of een gebeurtenis

Slide 43 - Tekstslide

Wat is een conflict?

Slide 44 - Woordweb

Conflicthantering
Conflict = verschil van mening

  • Wat zijn oorzaken van conflicten?
  • Tegengestelde belangen 
  • Bereiken van doelen (medewerkers of afdeling heeft eigen doelen)
  • Verdeling van middelen (één groep wel nieuwe PBM's andere niet)
  • Onderlinge relaties

Slide 45 - Tekstslide

Conflict door onderlinge relaties
Ook wanneer relaties tussen werknemers onderling zijn verstoord ontstaan conflicten. Een conflict dat voortkomt uit onderlinge relaties heeft vijf kenmerken: 
  • Verschil in behoefte, inzicht of gevoel
  • Gebrek aan begrip
  • Negatieve emoties 
  • Verstoorde communicatie 
  • Polarisatie (recht tegenover elkaar staan)

Slide 46 - Tekstslide

Thomas-Kilmann-model

Slide 47 - Tekstslide

Hoofdstuk 3: Betrokkenheid en motivatie
Maak groepjes van 3 of personen.

Wat motiveert jou eigenlijk om leidinggevende te worden?
Leg uit of je het eens bent met de stelling 
‘Motivatie moet vooral uit de medewerkers zelf komen’. 
Schrijf minimaal drie punten op die voor deze stelling pleiten. Schrijf ook drie punten op die tegen deze stelling pleiten. 

Slide 48 - Tekstslide

Wat is motivatie?

Slide 49 - Woordweb

Motivatie
Motivatie = de drijfveer

Intrinsieke motivatie --> motivatie komt vanuit de persoon zelf
Extrinsieke motivatie -->  motivatie door een externe prikkel

Waar heb je als logistiek supervisor de meeste invloed op?

Slide 50 - Tekstslide

Motivatietheorie - Maslow
Theorie van Maslow
Wat is de theorie van de piramide van Maslow?
Logistiek Supervisor
Waarom is het belangrijk om als Logistiek Supervisor de theorie van Maslow te kennen? Hoe kun je deze inzetten?

Slide 51 - Tekstslide

Motivatietheorie - McGregor
In theorie X
Medewerkers motiveren met de X-theorie kun je doen door ervoor te zorgen dat de lichamelijke behoeften en de veiligheidsbehoeften van mensen zijn bevredigd. Dit komt overeen met de eerste twee lagen van de behoeftepiramide van Maslow.
In theorie Y
In theorie Y van McGregor kun je mensen motiveren door te voldoen aan sociale behoeften en de behoefte aan waardering. Dit komt overeen met de derde en vierde laag van de behoeftepiramide van Maslow. McGregor is ervan overtuigd dat theorie Y het beste zal werken

Slide 52 - Tekstslide