Wetenswaardig Weer en klimaat les 3

Wetenswaardig Weer en klimaat les 3
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wetenswaardig Weer en klimaat les 3

Slide 1 - Tekstslide

Thema: weer en klimaat

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan?
les 1 Het weer in Nederland

les 2 Het klimaat in Nederland

Vandaag: les 3 Klimaatzones op de wereld

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Ik kan vertellen welke vijf klimaatzones er op aarde zijn.

2. Ik kan enkele kenmerken van klimaatzones noemen.

Slide 4 - Tekstslide

Even opfrissen...

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Slide 6 - Open vraag

Weer en klimaat

- We gebruiken het woord weer als we praten over het weer van een dag of een week.
- We gebruiken het woord klimaat als we het weer bedoelen van een lange periode.

Slide 7 - Tekstslide

1. Welke klimaat heeft Nederland?
2. Hoe komt dat?

Slide 8 - Open vraag

7

Slide 9 - Video

00:45
Waarom is het warm in de buurt van de evenaar?

Slide 10 - Open vraag

00:55
Waarom is het op de Polen koud?

Slide 11 - Open vraag

01:23
Welke drie factoren bepalen wat het klimaat is op een bepaalde plek op aarde?

Slide 12 - Open vraag

01:57
Wat is een typisch kenmerk van de tropen?

Slide 13 - Open vraag

02:17
Wat is het belangrijkste verschil tussen de tropische zone en de droge zone?

Slide 14 - Open vraag

02:38
Waarom is de gematigde zone een goed klimaat om in te leven?

Slide 15 - Open vraag

03:11
Waar vind je de koude zones?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

klimaatverschillen: hoe komt dat dus?
* De zon: De afstand van de zon tot de evenaar: hoe dichterbij, hoe warmer. 

* De zee : De zee maakt de warmte minder warm en de kou minder koud.

* De hoogteligging heeft ook invloed op de temperatuur. Hoe hoger je bent, hoe kouder het is. Boomgrens: voorbij deze plek groeien door de kou geen bomen meer


Slide 18 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 1 
  • Tijdens het lezen: Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 1. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Hoeveel klimaatzones zijn er op aarde? 
  • Hoe heten deze klimaatzones? Maak een lijstje.


  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei het gevonden antwoord op je schrijfblad.

Slide 19 - Tekstslide

Heb je ze gevonden? 
1. tropisch klimaat
2. droog klimaat
3. zeeklimaat
4. landklimaat
5. poolklimaat

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 2  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 2. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Welke soorten tropische klimaten zijn er?
  • Wat is de overeenkomst (= hetzelfde)? 
  • Wat is het verschil (= anders)?

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden
1. Tropisch klimaat kun je onderverdelen in:
- regenwoudklimaat
- savanneklimaat

2.  Overeenkomsten: 
tropisch warm (nooit kouder dan 18 graden) + veel regen
Verschillen: 
regenwoudklimaat: regent hele jaar door, daardoor veel plantengroei
savanne: ook periodes zonder regen, daardoor minder plantengroei

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst.
Vraag 1: Welke twee zijn er?
Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?
Tekst 3 gaat over de droge klimaten. Zoek de antwoorden op de twee vragen in deze tekst.
Vraag 1: Welke twee droge klimaten zijn er?
Vraag 2: waarom heet het 'droog klimaat'?

Slide 26 - Open vraag

Je hebt tekst 3 gelezen. Schrijf nu op je blad:

1. Droge klimaten zijn: steppeklimaat en woestijnklimaat.  
2. De verschillen tussen steppeklimaat en woestijnklimaat zijn: ... 

Slide 27 - Tekstslide

Heb je de verschillen gevonden? 
Steppeklimaat: 3 - 4 maanden per jaar neerslag. Wel plantengroei (grassen en struiken).
Woestijnklimaat: geen/nauwelijks neerslag. Weinig tot geen plantengroei (cactussen).

Slide 28 - Tekstslide

Door droogte ontbreekt plantengroei bijna volledig

Slide 29 - Tekstslide

Steppeklimaat: Het is er het hele jaar vrij warm en het is te droog voor boomgroei. Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Even herhalen...

Slide 32 - Tekstslide

Klimaatzones lopen netjes in mooie rechte lijnen van oost naar west.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

De afstand van het gebied (land) tot aan de evenaar bepaalt grotendeels wat voor klimaat er in dat land is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Schrijf de vijf klimaatzones op.

Slide 36 - Open vraag

Het regent hier zo'n beetje elke dag, maar de temperatuur zakt niet onder de 18 graden. Er zijn hier geen seizoenen.

Slide 37 - Tekstslide

Savanne: veel gras en paar bomen. Het heeft een afwisselend droog en nat seizoen. Het ligt in de tropen.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Vijf klimaatzones
  • Tropisch klimaat (A). 
  • Droog klimaat (B).
  • Gematigd klimaat (C).
  • Landklimaat (D).
  • Poolklimaat (E).

Slide 40 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 4  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 4. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Wat wordt bedoeld met ' De zee matigt de temperatuur'?
  • Welk klimaat heeft Nederland? 
  • Wat zijn loofbomen?

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 41 - Tekstslide

De zee
  • Water (de zee) verandert minder snel van temperatuur.
  • In de zomer -> koele lucht.
  • In de winter -> warme lucht.
  • West Europa -> vaak wind vanaf de zee.
  • Landen die niet aan de zee liggen hebben strenge winters en warme zomers.


Slide 42 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 5  
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 5. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Wat gebeurt er als je verder van de zee af woont?
  • Waarom groeien er veel naaldbomen in een landklimaat? 

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 43 - Tekstslide

Leesvragen bij tekstdeel 6 
  • Tijdens het lezen
Lees nu met de rode vragen in je achterhoofd. De antwoorden vind je in tekst 6. Markeer wat je belangrijk vindt.  
  • Noem twee kenmerken van een poolklimaat.

  • Na het lezen:
  1. Overleg je met je schoudermaatje.
  2. Schrijf je allebei de gevonden antwoorden op je schrijfblad.

Slide 44 - Tekstslide

Polen
- bovenste en onderste puntje van aarde 
- Altijd koud
- Noordpool en Zuidpool (Antarctica)
- winter hele dag donker en in de     zomer hele dag licht.  
- bestaat vooral uit ijs
* toendraklimaat
* poolklimaat
* hoogtebergklimaat

 

Slide 45 - Tekstslide

geen plantengroei door extreme kou.

Slide 46 - Tekstslide

Er groeien geen bomen. Het is hier vaak koud.  In de zomer wordt het niet warmer dan 10 graden

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Poolklimaat
Landklimaat
Gematigd klimaat
Droogklimaat
Tropisch klimaat

Slide 50 - Sleepvraag

Landklimaat
Tropisch klimaat

Slide 51 - Sleepvraag

Noem de klimaten in de juiste volgorde. Begin met het klimaat dat het dichtst bij de evenaar ligt.

Slide 52 - Open vraag

Deze les was (0 is makkelijk, 10 is moeilijk)
010

Slide 53 - Poll