13.3 Hormonen recyclen botten

13.3 Hormonen recylen botten
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

13.3 Hormonen recylen botten

Slide 1 - Tekstslide

13.3/13.4/13.5
Deze paragrafen zijn vooral van belang om de verschillende regelkringen te leren lezen en je Binas goed te gebruiken.
Weinig nieuwe theorie, wel goede oefening!

13.3 geeft weer hoe je botten sterk blijven onder invloed van hormonen
Begrippen: schildklier, calcitonine, bijschildklieren, parathormoon, actief vitamine D, negatieve terugkoppeling, antagonisten, osteoclasten, osteoblasten, osteocyt, PTH, oestrogenen, testostereon

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Antagonisten
PTH en calcitonine zijn dus antagonisten. Ze hebben een tegengestelde werking.
Calcitonine zorg voor Ca2+ opname/daling concentratie

PTH zorgt voor Ca2+ afgifte/stijging concentratie

Slide 4 - Tekstslide

Botvorming en botafbraak
Om bot sterker te maken moet eerst een deel van het bestaande bot afgebroken worden. Osteoclasten scheiden zuren af die botweefsel afbreken. Ca2+ komt hierbij vrij.
Osteoblasten vormen daarna nieuw botweefsel. Zij worden geactiveerd door groeihormoon en groeifactoren. PTH stimuleert indirect de botafbraak, oestrogenen en testosteron remmen deze juist.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 22

a. Noem het orgaan dat calcitonine maakt.
b. Noem de organen die PTH maken.
c. Licht toe dat calcitonine en PTH een antagonistische werking hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden 
a. Noem het orgaan dat calcitonine maakt. 
Schildklier
b. Noem de organen die PTH maken.  
Bijschildklieren
c. Licht toe dat calcitonine en PTH een antagonistische werking hebben. Tegengestelde werking is dat calcitonine het Ca2+ gehalte laat dalen en dat PTH het juist laat stijgen.

Slide 8 - Tekstslide

Casus Oestrogenen en borstkanker
Oestrogenen kunnen leiden tot borstkanker. Deze hormonen kunnen op een natuurlijke en onnatuurlijke wijze in het borstweefsel van vrouwen terecht komen.

a. Vetweefsel bevat een enzym dat testosteron omzet in oestradiol. Verhoogt of verlaagt vet de kans op borstkanker?
b. Verklaar dat vrouwen met een late menopauze een iets grotere kans op borstkanker hebben dan vrouwen van dezelfde leeftijd met een vroege menopauze.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
a. Dit verhoogt de kans op borstkanker, omdat oestradiol een oestrogeen is. Vetweefsel is wat dit betreft schadelijk.
b. In het bloed van deze vrouwen is langer dan bij andere vrouwen oestradiol aanwezig. Daardoor is er een grotere kans op borstkanker.

Slide 10 - Tekstslide

Plastics kunnen de stof bisfenol A (BPA) bevatten. Deze stof heeft een licht-oestrogene werking, doordat hij op dezelfde membraanreceptoren als oestradiol terecht kan komen. De European Food Safety Authority (EFSA) heeft in 2006 de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) voor BPA vastgesteld op 0,05 mg per kg lichaamsgewicht. Mensen krijgen per dag gemiddeld zo’n 10 μg BPA / kg binnen. Dat is beneden de norm die door de EFSA is vastgesteld. Toch is er bezorgdheid.
a. Wat is de reden voor die bezorgdheid?
b. Beargumenteer of BPA schadelijk is voor de gezondheid van volwassen mensen.













Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
a. BPA is niet de enige stof die een dergelijk effect heeft. Mensen komen voortdurend in aanraking met allerlei stoffen die samen misschien leiden tot een nog grotere kans op kanker. Dat synergistische effect (samenwerkend effect) is nooit onderzocht.
b. BPA is in ieder geval niet gezond. Of de stof ook in combinatie met andere stoffen tot problemen leidt, is onbekend.

Slide 12 - Tekstslide