Gevaarsborden en speciale plaatsen

Gevaarsborden en speciale plaatsen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MOHoger onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Gevaarsborden en speciale plaatsen

Slide 1 - Tekstslide

De gevaarsborden
*rood en driehoek
*pas op! gevaar!
opgepast! opgelet!
*waarschuwen voor een gevaarlijke situatie
*staan op 150 meter VOOR het gevaar

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent dit?
A
Een bocht naar rechts
B
Een bocht naar links
C
Veel bochten

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
Een rijbaanversmalling
B
Een rijbaanvermindering
C
Een rijstrookvermindering

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
Een gevaarlijke daling
B
Een steile helling

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
uitweg op oever of kaai
B
beweegbare brug

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
een verhoogde inrichting
B
een ezelsrug

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
Een verhoogde inrichting
B
een ezelsrug

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
kiezelprojectie
B
slipgevaar

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
een oversteekplaats voor fietsers
B
een plaats waar veel kinderen komen
C
een oversteekplaats voor voetgangers
D
een fietspad

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent dit?
A
een oversteekplaats voor voetgangers
B
einde van het fietspad
C
een zebrapad
D
een plaats waar veel fietsers rijden

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
ik heb voorrang
B
na een deel van de rijbaan met 1 richtingsverkeer, nu 2 richtingsverkeer

Slide 12 - Quizvraag

wat betekent dit?
A
een overweg zonder slagbomen
B
een plaats waar de sporen in de rijbaan zijn
C
een overweg met slagbomen
D
een gesloten poort

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent dit?
A
een plaats waar sporen in de rijbaan zijn
B
een overweg zonder slagbomen
C
een overweg met slagbomen
D
de tram heeft voorrang

Slide 14 - Quizvraag

De aanwijzingsborden
*geven een aanwijzing
*kijk, hier is ....
*blauw en vierkant of rechthoek
*voor auto's en andere weggebruikers

Slide 15 - Tekstslide

De bebouwde kom
Het woonerf

Slide 16 - Tekstslide

De speelstraat
De fietsstraat

Slide 17 - Tekstslide

De zone
Het elektrisch zonebord

Slide 18 - Tekstslide

De zone
De voorbehouden weg

Slide 19 - Tekstslide

De bijzonder overrijdbare bedding
De voetgangerszone

Slide 20 - Tekstslide

Binnen de bebouwde kom in Vlaanderen mag je max. 30 km/uur
A
juist
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Wie mag in deze straat rijden?
A
alle weggebruikers
B
iedereen, behalve bestuurders
C
fietsers, voetgangers en ruiters
D
fietsers, voetgangers, ruiters en auto's

Slide 22 - Quizvraag

Hoe snel mag het landbouwvoertuig max. rijden?
A
20 km/uur
B
stapvoets
C
50 km/uur
D
30 km/uur

Slide 23 - Quizvraag

Mag ik met mijn auto in de straat?
A
Nee, nooit.
B
Ja, als ik stapvoets rijd.
C
Ja, als ik er een garage heb en ik stapvoets rijd.
D
Ja, om te laden en te lossen.

Slide 24 - Quizvraag

Mag ik hierin rijden met mijn auto?
A
Nee, nooit.
B
Ja, als ik er woon of een garage heb.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe snel mag je hier met je auto max. rijden?
A
Ik mag hier niet rijden met mijn auto.
B
Ik mag hier max. 30 km/uur rijden.
C
Ik mag hier max. 20 km/uur rijden.
D
Ik mag kiezen hoe snel ik rijd, maar ik moet achter de fiets blijven.

Slide 26 - Quizvraag

In een woonerf moet je stapvoets rijden.
A
Juist.
B
Fout.

Slide 27 - Quizvraag

Waar rijd je als je
dit bord passeert?

A
Op de autoweg
B
Op een gewone weg
C
Op de autosnelweg
D
Binnen de bebouwde kom

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent dit
aanwijzingsbord?
A
Het begin van de autoweg
B
Het einde van de autosnelweg
C
Het begin van de autosnelweg
D
Het einde van de autoweg

Slide 29 - Quizvraag

Voor wie is de plaats
met de fiets?
A
Voor de fietsen en de tweewielige bromfietsen
B
Voor de auto's
C
Voor de bromfietsen en de motorfietsen
D
Voor alle bestuurders

Slide 30 - Quizvraag

Wie mag op de
rechterrijstrook
rijden?
A
De auto's
B
De bus, de schoolbus en de taxi's
C
De autocar en de autobus
D
De bus, de schoolbus, de taxi en de auto als hij wilt afslaan aan het kruispunt.

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent dit
aanwijzingsbord?
A
Hier is een busstrook
B
Hier is een rijstrook
C
Hier is een bijzonder overrijdbare bedding
D
Hier is een bushalte

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent dit
aanwijzingsbord?
A
Hier is een rijbaan met éénrichtingsverkeer
B
Hier is het rechtdoor
C
Hier moet je rijden
D
Hier moet je rechtdoor rijden

Slide 33 - Quizvraag

Waar eindigt dit bord?
A
Het is tot het bord "einde van de zone"
B
Het stopt na het volgende kruispunt

Slide 34 - Quizvraag