S1W7

invloed Engels
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

invloed Engels

Slide 1 - Tekstslide

WERKWOORDEN
2F: WERKWOORDEN (zie achteraan)

3F: ENGELSE WERKWOORDEN

Slide 2 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
* Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels, worden vervoegd volgens de Nederlandse regels. 


* Ze krijgen dus de uitgangen -t en -en in de tegenwoordige tijd, -de(n) of -te(n) in de verleden tijd en -d of -t in het voltooid deelwoord.                        -> Soms staat er een e voor de uitgang omdat dat nodig is voor de uitspraak.

Slide 3 - Tekstslide

Het type faxen - faxt - faxte - gefaxt
*Vergelijkbaar met een Nederlands werkwoord als beheksen. *De werkwoordsuitgang komt direct achter de stam: faxen - ik fax - jij/hij faxt - faxte - gefaxt
*Het ezelsbruggetje van ’t kofschip werkt ook bij uit het Engels geleende werkwoorden. Ook na de klanken [sj] en [tsj] (meestal geschreven als sh en ch) volgt -t(e): jij/hij bruncht - brunchte - gebruncht en jij/hij smasht - smashte - gesmasht.

Slide 4 - Tekstslide

Het type racen - racet - racete - geracet
*Vergelijkbaar met 'faxen' , alleen is er nu een extra 'e' in de vervoegingen nodig (race is de stam) : racen - ik race - jij/hij racet - racete - geracet

*Verleden tijd met ’t kofschip: de laatste klank van de stam is de stemloze [s]-klank. Dus racete - geracet (vergelijkbaar met lessen - leste - gelest).

Slide 5 - Tekstslide

Het type streamen - streamt - streamde - gestreamd
*Vergelijkbaar met 'remmen'. Dus: streamen - ik stream - jij/hij streamt - streamde - gestreamd

*Net zoals in 'antwoorden':  downloaden - ik download - jij/hij downloadt - downloadde - gedownload.

Slide 6 - Tekstslide

Het type timen - timet - timede - getimed

*Vergelijkbaar met 'streamen', maar nu is er weer een extra e nodig. 

*Dus: timen - ik time - jij/hij timet - timede - getimed.

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele medeklinker
*Werkwoorden die in het Engels op een dubbele medeklinker eindigen, behouden die in het Nederlands als dat nodig is voor de uitspraak van de klinker die ervoor staat: 

baseball - baseballt - baseballde - gebaseballd (uitspraak ‘bol’) 
passen - passte - gepasst (‘paas’) 
appen - appte - geappt (‘ep’)

Slide 8 - Tekstslide

Twee vervoegingen
*Bij sommige woorden kan in de verleden tijd en het voltooid deelwoord zowel een d als een t voorkomen, omdat er twee uitspraken mogelijk zijn. 

bridgen - bridgede - gebridged én bridgete - gebridget   
leasen -leasede - geleased én leasete - geleaset
surfen - surfde - gesurfd én surfte - gesurft

Slide 9 - Tekstslide

Dubbele medeklinker
*Als de dubbele medeklinker niet bepalend is voor de uitspraak van de klinker in de stam, vervalt een medeklinker: 

grillen - grilt - grilde - gegrild 
stressen - strest - streste - gestrest 


Slide 10 - Tekstslide

Alle werkwoorden op een rij
https://onzetaal.nl/taaladvies/engelse-werkwoorden/?gclid=Cj0KCQiA7qP9BRCLARIsABDaZzjyAJcgbBYHce2m-w4g-o3intF__g0VfoxgefZs21W5wm_X_BKH33IaAqWcEALw_wcB#close

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

1 Hij ...(faxen, v.t.) dat jullie gisteren heel goed ...(bridgen, v.t.).
A
faxde / bridgeden
B
faxte / bridgten
C
faxte / bridgeden
D
faxde / bridgeten

Slide 14 - Quizvraag

2 Mijn vader ... (deleten, v.t.) het ...(downloaden, v.d. als bijv. nw.) programma.
A
delete / gedownloade
B
deletete / gedownloade
C
deletete / gedownloadde
D
delete / downgeloade

Slide 15 - Quizvraag

3 Op de laatste lesdag ... (barbecueën, v.t.) wij altijd samen met de leerlingen.
A
barbecuedden
B
barbequeden
C
barbecueten
D
barbecueden

Slide 16 - Quizvraag

4 Voordat hij ... (rugbyen, v.t.), heeft hij jaren ... (volleyballen, v.d.).
A
rugbyte / gevolleyballd
B
rugbyde / gevolleybald
C
rugbyte / gevolleybald
D
rugbyde / gevolleyballd

Slide 17 - Quizvraag

5 Omdat hij zo goed ... (passen, v.t.), werd hij vaak ... (tackelen, v.d.).
A
passte / getackeld
B
paste / getackeld
C
paste / getackeld
D
passte / getackelt

Slide 18 - Quizvraag

6 Hij ... (joggen, v.t) jogde elke dag toen hij nog niet zo goed ... (baseballen, (v.t.).
A
jogde / basebalede
B
jogte / baseballde
C
jogte / baseballde
D
jogde / baseballde

Slide 19 - Quizvraag

7 Hij ... (showen. t.t.) graag de creaties die hij maakt als hij ... (freelancen. t.t.).
A
showd / freelancet
B
showt / freelanct
C
showt / freelancet
D
showdt / freelancet

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video