Personal Pronouns (object&subject)

Question words
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Question words

Slide 1 - Tekstslide

Fill in the right WH-question word:

______ kind of sandwich is this?
A
Which
B
Who
C
What
D
All three are possible.

Slide 2 - Quizvraag

Fill in the correct question word:

... are you? - My name is Jean.
A
How
B
Who
C
When
D
Why

Slide 3 - Quizvraag

Fill in the right WH-question word:

____ is the nearest supermarket?
A
Whose
B
When
C
Where
D
Who

Slide 4 - Quizvraag

Fill in the correct question word:
... are you going to talk to her? - I don't know, maybe tomorrow.
A
How
B
Who
C
When
D
Why

Slide 5 - Quizvraag

Personal & Object Pronouns

Slide 6 - Tekstslide

...... is dreaming. (George)

Slide 7 - Open vraag

..... is green. (the blackboard)

Slide 8 - Open vraag

.... are watching TV. (my mother and I)

Slide 9 - Open vraag

... are in the garden. (the flowers)

Slide 10 - Open vraag

I went to the cinema with Joe and Tom. I went with .....

Slide 11 - Open vraag

The cat is sleeping. Do not disturb .....

Slide 12 - Open vraag

It was Kathy's birthday. My mother baked ... a beautiful cake.

Slide 13 - Open vraag

The Present Simple
Present Simple

Slide 14 - Tekstslide

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + -ed
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
SHIT-regel

Slide 15 - Quizvraag

Present Simple
Welke zin staat niet in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 16 - Quizvraag


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 17 - Quizvraag

Hij koopt iedere dag een krant.
1. present simple + 2. present simple question

Slide 18 - Open vraag

Sophie neemt ook deel aan de groep.
1. present simple + 2. present simple question

Slide 19 - Open vraag