6.a Wat je zegt, ben je zelf

6.a Wat je zegt, ben je zelf
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

6.a Wat je zegt, ben je zelf

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Komende periode

-Uitleg cijfers schrijfvaardigheid
10 min

10 min
-Cijfers fictie boekvlog
10 min
-Wat je zegt, ben je zelf
10 min
-Oefenen + huiswerk



35 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik weet dat taal en identiteit nauw samenhangen en wat een taalvariant, dialect, sociolect en codeswitchen zijn. 
  • Ik kan verschillende talen en taalvarianten en het gebruik van codeswitchen herkennen. 
  • Ik kan uitleggen hoe taal en identiteit elkaar beïnvloeden. 
  • Ik kan nadenken en discussiëren over hoe taal onderdeel is van mijn eigen identiteit. 

Slide 3 - Tekstslide

Komende 
periode

Slide 4 - Tekstslide

Cijfers 
schrijfvaardigheid

Slide 5 - Tekstslide

Cijfers fictie
Tijdens het zelfstandig werken loop ik rond om de beoordeling te geven. 
Wel: Ik heb me kostelijk vermaakt tijdens het nakijken!!

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe verwerkingsopdracht fictie
Schrijf een brief aan de hoofdpersoon. 
Opdracht in Classroom. 

Slide 7 - Tekstslide

Opwarmer
Sommige woorden gebruik je waarschijnlijk wel onder vrienden, maar niet bij je oma. Wat voor taal je gebruikt, hangt dus af van de persoon met wie je spreekt. Bespreek met je buurman/buurvrouw wat voor woorden je gebruikt met de volgende personen:

-een vriend(in)
-je ouder/verzorger
-je docent
-een jongere die je niet kent
-een volwassene die je niet kent

Slide 8 - Tekstslide

Wat je zegt, ben je zelf
blz 40 41
Taalvariant --> wanneer de taal van elkaar verschilt, maar het nog steeds verstaanbaar is. 
Dialect --> regionale taalvarianten. 
Sociolect --> sociale taalvarianten. 
Taalidentiteit --> de taal die je spreekt, is een onderdeel van wie jij bent. 
Standaardnederlands --> het nieuwe ABN. 
Codeswitchen --> het aanpassen van de taal aan de situatie of gesprekspartner. 

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer heb je te maken met verschillende talen en wanneer met taalvarianten?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een sociolect?

Slide 11 - Open vraag

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: hoofstuk 6 paragraaf A, opdracht 5-9.
VWO: hoofstuk 6 paragraaf A, opdracht 5-8.
Hoe?
HAVO: oefenboek blz 96-97.
VWO: oefenboek blz 104-105.
Handboek blz 40-41.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Zie studiewijzer volgende week.

Slide 12 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet dat taal en identiteit nauw samenhangen en wat een taalvariant, dialect, sociolect en codeswitchen zijn. 

Ik kan verschillende talen en taalvarianten en het gebruik van codeswitchen herkennen. 

Ik kan nadenken en discussiëren over hoe taal onderdeel is van mijn eigen identiteit. 
 

Ik kan uitleggen hoe taal en identiteit elkaar beïnvloeden. 

Slide 13 - Sleepvraag