Basisstof 1, genotype en fenotype

Plattegrond
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Plattegrond

Slide 1 - Tekstslide

Donderdag 9 juni, 4 + 5de lesuur, h2d  
1. Aanwezigheidscontrole  + hw noteren (door jullie!) 
2. Nog even leren
3. PW voortplanting
4. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie





HW voor donderdag 16 juni, 4 + 5de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 2 - Tekstslide

Donderdag 9 juni, 4 + 5de lesuur, h2d
1. Aanwezigheidscontrole  + hw noteren (door jullie!) 
2. Nog even leren
3. PW voortplanting
4. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie





HW voor donderdag 16 juni, 4 + 5de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 3 - Tekstslide

PW
timer
48:00

Slide 4 - Tekstslide

Donderdag 9 juni, 4 + 5de lesuur, h2d  
1. Aanwezigheidscontrole  + hw noteren (door jullie!) 
2. Nog even leren
3. PW voortplanting
4. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie





HW voor donderdag 16 juni, 4 + 5de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 5 - Tekstslide

Donderdag 9 juni, 4 + 5de lesuur, h2d 
1. Aanwezigheidscontrole  + hw noteren (door jullie!) 
2. Nog even leren
3. PW voortplanting
4. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie





HW voor donderdag 16 juni, 4 + 5de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 6 - Tekstslide

Erfelijkheid
Erfelijkheid

Slide 7 - Tekstslide

§5.1 Genotype en fenotype

Slide 8 - Tekstslide

Erfelijkheid

Slide 9 - Woordweb

Lesdoelen:
  1. Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn. 
  2. Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben. 

Slide 10 - Tekstslide

Chromosomen en DNA, waar zit dat?
  • Een organisme bestaat uit cellen
  • In die cellen zitten celkernen 
  • Die celkernen bevatten chromosomen
  • De chromosomen bestaan uit DNA (desoxyribonucleïnezuur)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Chromosomen
  • Een mens heeft 23 paar chromosomen in iedere celkern van een gewone lichaamscel.
  • De beide chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook dezelfde erfelijke eigenschappen. 
  • Alleen kan de ínhoud van de erfelijke eigenschappen verschillen. 




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Genen 
Een gen bevat een code met informatie voor één erfelijke eigenschap.
Op een chromosoom liggen veel genen (enkelvoud = gen)
Ieder gen heb je twee keer:

*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je moeder
*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je vader

Je hebt duizenden genen van je ouders meegekregen, dus duizenden erfelijke eigenschappen. Genen kunnen niet actief of actief (hard/zacht) zijn.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Iedere cel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme (het genotype).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Fenotype en genotype
Fenotype: alle eigenschappen van een organisme
  • eenvoudig aan te passen
  • is het resultaat van het genotype plus de invloeden uit het milieu
  • Zichtbare eigenschappen, bijv. oogkleur en niet zichtbare eigenschappen, zoals bijv. de bloeddruk.

Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  • niet aan te passen
  • erf je van je ouders
  • aanpassing alleen door mutaties (basisstof 3)

Slide 20 - Tekstslide

genotype= complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen

fenotype = zichtbare eigenschappen 
(erfelijke eigenschappen + invloeden uit het milieu)

Slide 21 - Tekstslide

5 vragen

Slide 22 - Tekstslide

1 (5). Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 23 - Quizvraag

2 (5). Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 24 - Quizvraag

3 (5). Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 25 - Quizvraag

4 (5). Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 26 - Quizvraag

5 (5). Heeft een vlieg hetzelfde fenotype als de larve waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 27 - Quizvraag