les 1 CVA

CVA
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

CVA

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van module 4 kun je:
  • Benoemen wat een CVA is
  • De symptomen van een CVA benoemen
  • Uitleggen hoe de diagnostiek en behandeling van CVA verloopt
  • Zorg dragen voor een zorgvrager met een CVA omdat je de verpleegkundige interventies kent
  • Complicaties/gevolgen van een CVA benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze les: 
  • Werking hersenen 
  • Wat is een CVA?
  • Wat zijn de oorzaken van een CVA?
  • Wat zijn de risicofactoren?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De letters CVA betekenen
A
cerebro viraal attack
B
cerebro viraal accident
C
cerebro vasculair attack
D
cerebro vasculair accident

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

1. Meneer van Diepen heeft een Rechtszijdige verlamming. In welk deel van de hersenen heeft het CVA plaatsgevonden?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een TIA (= Transiënte ischemische aanval)
  • Tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen door een bloedprop
  • geen blijvende afsluiting, stolsel lost vanzelf op
  • kortdurende uitvalsverschijnselen max 24uur
  • Waarschuwing!!!!

Slide 10 - Tekstslide

Een CVA is een Cerebro Vasculair Accident. Met vasculair wordt bloedvaten bedoeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
Bij een cva
A
kan een bloedvaatje geknapt zijn
B
heeft de cliënt een trombosebeen
C
kan er een tekort aan dopamine zijn
D
heeft de cliënt problemen met de longen

Slide 12 - Quizvraag

Oorzaak van een CVA kan zijn
A
Een scheur in een bloedvat in de hersenen
B
Een te hoge lichaamstemperatuur
C
Een te hoge hartslag
D
Plaques in bloedvaten

Slide 13 - Quizvraag

Het belangrijkste verschil tussen een TIA en een CVA is....
A
Bij een TIA zijn de verschijnselen tijdelijk en verdwijnen binnen 24 uur
B
Bij een TIA komt geen krachtsverlies in de armen voor.
C
Bij een TIA is onderzoek in het ziekenhuis niet noodzakelijk
D
Bij een TIA zie je geen slikklachten bij de patiënt

Slide 14 - Quizvraag

Oorzaken infarct/tia
  • Vernauwing halsslagaders; in vernauwing ontstaat stolsel die doorschiet naar hersenen
  • vernauwing kleine bloedvaten
  •  stolsel vanuit het hart: kan ontstaan door hartproblemen bijv boezemfibrilleren, ontsteking of kunsthartklep
  • Zuurstoftekort; zeldzaam maar kan ontstaan na hartinfarct
  • Trombose; zeldzaam, sinustrombose --> trombose in hersenvaten

Slide 15 - Tekstslide

Oorzaken hersenbloeding
  • Langdurig hoge bloeddruk
  • Aandoening vaatwanden 
  • verminderde elasticiteit vaten
  • Aneurysma; zwakke plek slagader, wand is dunner waardoor uitstulping ontstaat
  • Trauma van buitenaf zoals klap op het hoofd door ongeval of geweld

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een risicofactor voor een CVA?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 17 - Quizvraag

Welke van deze symptomen is NIET typisch voor een CVA/TIA?
A
hoofdpijn
B
verlamming
C
evenwichtsstoornis
D
misselijkheid

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

JUIST
ONJUIST
Een beroerte wordt ook wel CVA genoemd
Bij een beroerte zijn er plotseling uitvalsverschijnselen
Een herseninfarct is het gevolg van een lek in een hersenbloedvat

Slide 24 - Sleepvraag

Welke van de volgende vragen dien je in ieder geval te stellen bij de verdenking op een CVA?
Heeft de patiënt;
A
Een licht gevoel in het hoofd?
B
Het gevoel of er iets knapte in het hoofd?
C
Last van spraakstoornissen?

Slide 25 - Quizvraag

De lesstof over CVA heb ik begrepen
0100

Slide 26 - Poll

Volgende les
Diagnostiek en behandeling van CVA
Complicaties/gevolgen van CVA

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Vul de woordenlijst in. Hiervoor heb je 20min de tijd. Daarna bespreken we hem na. 
 We sluiten af met een korte docu waarin mensen vertellen hoe het leven is na een CVA. 

Slide 28 - Tekstslide