EHBO les 4

EHBO
Les 4
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

EHBO
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen en onderwerpen
Theorie met filmpjes
Pauze
Klassikaal instructie handelingen
Zelfstandig oefenen d.m.v. een casus
Opruimen
Quiz
Afsluiten en huiswerk


Slide 2 - Tekstslide

Onderwerpen

Braken bij rugligging
Hevig bloedverlies stelpen
 Stabiele zijligging
Beoordeling van het 
bewust zijn

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
1. De student kan de snelle kantelmethode toepassen bij braken bij rugligging.

2. De student ontwikkelt vaardigheden en kan 
 effectieve maatregelen nemen om levensbedreigend bloedverlies bloeden te stoppen.

3. De student kan bewustzijnsniveaus snel beoordelen

4. De student kan de ademhaling beoordelen bij bewuste slachtoffers 

5. De student herkent bewusteloosheid en afwezigheid van (normale) ademhaling en neemt direct actie door het activeren van het noodnummer en het starten van reanimatie.

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog hoe een slachtoffer
verplaatst ?

Slide 5 - Woordweb

Weet je de stappen van
Rautekgreep nog?

Slide 6 - Woordweb

Braken bij rugligging
Wanneer iemand op de rug ligt, kan hij stikken als hij moet braken of als hij veel bloed in de mond heeft (met hoorbare ademhaling). Je moet het slachtoffer dan snel op de zij draaien om stikken te voorkomen. Maak zo mogelijk de mond(holte) schoon voor het terugdraaien.

Slide 7 - Tekstslide

Braken bij rugligging

Stap 1
Kniel op beide knieën naast het slachtoffer.                                                                               Stap 2
                                                                                                                                                                          Draai het slachtoffer snel op zijn zij door de                                                                                                                                                                                    heup en schouder van het slachtoffer naar je                                                                                                                                                                                 toe te trekken.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat doe je bij levensbedreigend
bloedverlies?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Wat is een
tourniquet?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je hemostatisch
gaas?

Slide 13 - Open vraag

Aanleggen van een tourniquet
Stap 1
Sluit een eventuele gesp. Trek de band strak aan en druk bij een CAT tourniquet het klittenband stevig op zichzelf vast, maar niet voorbij de spilclipsluiting.
Stap 2
Draai de spil aan totdat de bloeding stopt of de spil niet verder gedraaid kan worden en haak de spil achter de spilclip en/of in de driehoek gesp bij de SOF tourniquet.
Druk bij de CAT tourniquet een eventuele rest van het klittenband aan over de spil, door de spilclip en verder zover mogelijk rondom het ledemaat.
Stap 3
Bevestig een aanwezige spilclipsluiting aan de andere zijde van de spilclip.

Slide 14 - Tekstslide

Bloeding stelpen met hemostatisch gaas

Stap 1
Trek handschoenen aan indien aanwezig. Licht het slachtoffer in. Het opstoppen van een wond kan erg pijnlijk zijn.

Stap 2
Vind de plaats van de wond; open of verwijder in de weg zittende kleding. Schep of veeg bloed uit de wond, maar laat de stolsels zitten.



Stap 3
Druk in de wond op de bron van de bloeding een propje van het gaas met je vinger/vingers. Breng met de andere hand het gaas onder de vinger(s). Stop de wond snel op en houd hierbij druk op de wond door steeds een laag onder de vinger(s) te brengen. Houd bij een kleine wond om en om met de vingers van beide handen druk op de wond bij het inbrengen van een laag. Werk snel.

Stap 4
Houd minstens 3 minuten druk op de wond na het opstoppen. Controleer daarna of de bloeding is gestopt. Gebruik eventueel een tweede gaas en geef zo nodig extra druk op de opgestopte wond. Houd deze druk vol totdat de zorgprofessionals het overnemen.



Slide 15 - Tekstslide

Iemand is goed bij bewustzijn, ook wel alert genoemd, wanneer:
hij goed wakker is en op zijn omgeving reageert
hij goede antwoorden geeft op je vragen
Bij kinderen mag je ervan uitgaan dat ze alert zijn als ze spelen.

Iemand is bij bewustzijn maar niet-alert wanneer:
hij verward, sloom, suf, niet goed wakker is, anders reageert dan anders of wanneer hij om een onduidelijke reden agressief is
hij niet of nauwelijks reageert op zijn omgeving
hij met onduidelijke geluiden reageert, kreunt of ongerichte bewegingen maakt.

Bel 112 bij sufheid, opstandigheid en agressie niet-passend bij de situatie en/of de persoon, en zeker als er sprake is van onderkoeling, oververhitting of alcohol- en/of drugsgebruik.
Iemand is bewusteloos wanneer:
hij niet reageert op schudden aan de schouders en aanspreken
hij onderuitgezakt/scheef zit of ligt

Benadering van een mogelijk bewusteloos slachtoffer
Benader het slachtoffer in zijn gezichtsveld. Op deze manier hoeft hij zijn hoofd niet te draaien. Schud het slachtoffer aan zijn schouders. Vraag op een luide toon bijvoorbeeld: ‘Gaat het'

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Beoordeling van de ademhaling bij een slachtoffer dat bewusteloos is
Draai je een slachtoffer op zijn rug. Vervolgens open je de luchtweg van het slachtoffer door de kinlift.
Stap 1
Leg het hoofd van het slachtoffer recht.
Stap 2
Leg één hand op het voorhoofd. Duw voorzichtig zijn hoofd achterover.
Stap 3
Til met twee vingertoppen de kin van het slachtoffer omhoog.
Beoordeel de ademhaling door maximaal 10 seconden te kijken, te luisteren en te voelen.
Kijk of de borstkas en/of de buik beweegt.
Luister bij de mond en de neus of je ademhaling hoort.
Voel met je wang of het slachtoffer er lucht tegen uitademt. Je kunt ook met je hand de (vaak) warme uitademing voelen.



De ademhaling van het slachtoffer is normaal wanneer:
  • bij de mond/neus van het slachtoffer ademlucht voelbaar is
  • bij de mond/neus van het slachtoffer de ademhaling rustig en zacht klinkt
  • je geen rochelende of gierende geluiden hoort
  • de borst en/of buik regelmatig op en neer gaan
  • het slachtoffer geen benauwde indruk maakt
De ademhaling van het slachtoffer is niet-normaal wanneer:
  • ademlucht niet of slechts af en toe voelbaar is
  • je rochelende of gierende geluiden hoort
  • de buik en/of borst niet of nauwelijks op en neer gaat
  • het slachtoffer een benauwde indruk maakt of er blauw/bleek uitziet
Let op!
Druk niet op de zachte delen onder de kin, daardoor kun je vooral bij kinderen de luchtweg blokkeren.















Slide 19 - Tekstslide

Tijd om te gaan oefenen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de snelle kantelmethode?
A
Een techniek om bloedingen te stoppen.
B
Een methode om bewustzijnsniveaus te beoordelen.
C
Een handeling om braken bij rugligging te voorkomen.
D
Een manier om de ademhaling van bewuste slachtoffers te beoordelen.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de directe acties die je moet nemen bij bewusteloosheid en afwezigheid van (normale) ademhaling?
A
De snelle kantelmethode toepassen.
B
Het noodnummer activeren en reanimatie starten.
C
Het bewustzijnsniveau snel beoordelen.
D
Het stoppen van levensbedreigend bloedverlies.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom schud je het bewusteloze slachtoffer aan zijn schouders?
A
Om te zien of het slachtoffer reageert op de aanraking.
B
Om de ademhaling van het slachtoffer te controleren.
C
Om te voelen of er fracturen zijn.
D
Om het slachtoffer wakker te maken.

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer wordt iemand als "goed bij bewustzijn" beschouwd?
A
Wanneer de persoon goed slaapt en rustig is.
B
Wanneer de persoon actief reageert op zijn omgeving.
C
Wanneer de persoon stil is en niet reageert op prikkels.
D
Wanneer de persoon af en toe wakker wordt en in slaap valt.

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer wordt iemand als bewusteloos beschouwd?
A
Als hij slaperig is maar nog wel enigszins reageert.
B
Als hij onderuitgezakt of scheef zit of ligt.
C
Als hij stil blijft liggen zonder enige beweging.
D
Als hij reageert op schudden aan de schouders en aanspreken.

Slide 26 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een normale ademhaling bij het slachtoffer?
Welk antwoord hoort er niet bij.
A
Het voelen van ademlucht bij de mond/neus van het slachtoffer.
B
Het horen van rustige en zachte ademhaling bij de mond/neus van het slachtoffer.
C
Het zien van regelmatige beweging van de borst en/of buik bij het slachtoffer.
D
Het waarnemen van rochelende of gierende geluiden bij de mond/neus van het slachtoffer.

Slide 27 - Quizvraag

Wat moet je doen als je geen ademhaling waarneemt bij het slachtoffer?
A
Direct 112 bellen en reanimatie starten.
B
Het slachtoffer op zijn zij leggen in de stabiele zijligging.
C
. Het slachtoffer op zijn rug laten liggen en de luchtweg openen.
D
Het slachtoffer proberen wakker te maken door aan de schouders te schudden.

Slide 28 - Quizvraag

Wat wist je al?​
Wat was nieuw voor jou?​
 Wat zou je nog meer willen weten?​
Wat vond je van de les?

Slide 29 - Tekstslide

Volgende week les 5 reanimeren

Lezen/maken paragraaf 3.1 deel reanimeren
Theorie en video’s



Slide 30 - Tekstslide