H1 4havo

Hoofdstuk 1 Beweging
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare school

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een eenparige beweging?

Slide 2 - Open vraag

De eenparige beweging ...
... is een beweging waarvan de snelheid constant is


v=ts
sm=sm
sm
hkm
x 3,6
-----> 
<-----
: 3,6

Slide 3 - Tekstslide

Is er hier sprake van een eenparige beweging?
A
Ja, de grafiek bestaat uit rechte lijnen
B
Nee, de lijnen zijn niet overal even steil
C
Nee, het zou dan een horizontale grafiek moeten zijn
D
Geen idee

Slide 4 - Quizvraag

Waar heeft de wandelaar
de meeste afstand in 10s afgelegd?

En de minste?

Slide 5 - Tekstslide

Dus
Hoe steiler een grafiek in een(x,t) -diagram, des te groter de snelheid
Een horizontale grafiek geeft aan dat het voorwerp stil staat

Slide 6 - Tekstslide

Is er hier sprake van een eenparige beweging?
A
Ja, de grafiek bestaat uit rechte lijnen
B
Ja, de snelheid is constant
C
Nee, de snelheid is niet constant
D
Geen idee

Slide 7 - Quizvraag

Let op!
Check altijd de assen

Slide 8 - Tekstslide

De snelheid is niet constant
De snelheid is in bepaalde intervallen constant

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de formule om, zodat je de afstand kunt berekenen
v=ts
A
v = s x t
B
s = v/t
C
s = v x t
D
t = s/v

Slide 10 - Quizvraag

Afstand = snelheid x tijd
s = v x t

Dit kun je ook bepalen door de y-as (met v) te vermenigvuldigen met de x-as (met t) --> oppervlaktemethode

Slide 11 - Tekstslide

Bepaal de afstand m.b.v. de oppervlakte methode

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bepaal de afstand m.b.v. de oppervlakte methode

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bepaal de afstand m.b.v. de oppervlakte methode

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Waar heeft de wandelaar
de kleinste snelheid
gehad?

En de grootste?

Slide 19 - Tekstslide

Raaklijnmethode
De steilheid van een (x,t) diagram zegt iets over de snelheid.
Hoe steiler, hoe sneller.
Als de lijn horizontaal loopt, staat het voorwerp stil.

Slide 20 - Tekstslide

Teken een raaklijn
1. Even stijl als de grafiek in het punt t = ... s
2. Het mag de lijn in dat punt niet snijden; alleen raken

Slide 21 - Tekstslide




Gebruik voor de momentane snelheid twee punten die:
- op de raaklijn liggen
- ver van elkaar af liggen
- goed af te lezen zijn
vgem=ΔtΔx
vmom=(ΔtΔx)raaklijn

Slide 22 - Tekstslide

Veel soorten snelheden
De snelheid v : als de snelheid constant is

Als de snelheid niet constant is:
- De gemiddelde snelheid vgem
- De momentante snelheid: de snelheid op een bepaald punt

Slide 23 - Tekstslide

33 maken

Slide 24 - Tekstslide

Planning
OWLG momentane snelheid
33 bespreken
32, 34ab, 36 maken

Uitleg par. 5
Par. 5 goed lezen en 37 en 38 maken

Slide 25 - Tekstslide

Par. 5
Versnelling: hoeveel sneller (in m/s) of langzamer gaat een voorwerp per 1 s
Het zegt dus iets over de verandering in snelheid
in

Δv
a=ΔtΔv
s2m

Slide 26 - Tekstslide

Een eenparig versnelde beweging: de snelheid neemt iedere seconde evenveel toe (of af)

Een eenparige beweging: de snelheid is constant

Slide 27 - Tekstslide

Is er hier sprake van een eenparige beweging?
A
Ja, de grafiek bestaat uit rechte lijnen
B
Nee, de lijnen zijn niet overal even steil
C
Nee, het zou dan een horizontale grafiek moeten zijn
D
Geen idee

Slide 28 - Quizvraag

Is er hier sprake van een eenparige beweging tussen 0 en 10 s?
A
Ja, de grafiek bestaat uit rechte lijnen
B
Ja, de snelheid is constant
C
Nee, de snelheid is niet constant
D
Geen idee

Slide 29 - Quizvraag

Is er hier sprake van een eenparig versnelde beweging tussen 0 en 10 s?
A
Ja, de snelheid neemt constant toe
B
Ja, de snelheid is constant
C
Nee, de snelheid is niet constant
D
Geen idee

Slide 30 - Quizvraag

Let op!
Check altijd de assen

Slide 31 - Tekstslide

De snelheid is niet constant, de versnelling wel (in bepaalde tijdsintervallen)
De snelheid is in bepaalde intervallen constant

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de versnelling tussen 10 en 20 s?
Wat kun je zeggen over de versnelling tussen 20 en 30 s?

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de versnelling tussen 10 en 20 s?
Wat kun je zeggen over de versnelling tussen 20 en 30 s?
Hoe steiler de grafiek in een (v,t)-diagram, des te groter de versnelling

Slide 34 - Tekstslide

Als de oppervlakte bij een (v,t)-diagram de verplaatsing is...

...wat is dan de oppervlakte bij een (a,t) -diagram?
Δx=vgemt

Slide 35 - Tekstslide

De oppervlakte bij een (v,t)-diagram is de verplaatsing 

De oppervlakte bij een (a,t) -diagram is het snelheidsverschil
Δx=vgemt
Δv=agemt

Slide 36 - Tekstslide

Par. 5 goed lezen en 37 en 38 maken

Slide 37 - Tekstslide