Het Klimaat Avontuur

Het Klimaat Avontuur
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het Klimaat Avontuur

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe temperatuurverschillen op aarde ontstaan, klimaten in Nederland, Spanje en de Verenigde Staten vergelijken en kenmerken van wereldwijde klimaten noemen. Ook weet je wat de 5 klimaatfactoren zijn en het verschil tussen het natuurlijke en versterkte broeikaseffect.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel aan het begin van de les wat de leerlingen kunnen verwachten en wat de belangrijkste leerdoelen zijn.
Wat weet jij al over het klimaat?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuurverschillen op aarde
Temperatuurverschillen op aarde ontstaan door de schuine stand van de aardas en de draaiing van de aarde om de zon. Hierdoor is het bijvoorbeeld op de evenaar warmer dan op de polen.

Slide 4 - Tekstslide

Leg kort uit waarom er temperatuurverschillen op aarde zijn en wat de oorzaken hiervan zijn.
Klimaten in Nederland, Spanje en Verenigde Staten
In Nederland hebben we een gematigd zeeklimaat, in Spanje heerst een mediterraan klimaat en in de Verenigde Staten komt een groot aantal verschillende klimaten voor.

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijk klimaten in verschillende delen van de wereld en laat leerlingen de verschillen en overeenkomsten ontdekken.
Wereldwijde klimaten
Er zijn verschillende klimaten op aarde zoals het tropisch regenwoudklimaat, woestijnklimaat en poolklimaat. Elk klimaat heeft zijn eigen kenmerken.

Slide 6 - Tekstslide

Laat leerlingen verschillende klimaten ontdekken en laat ze kenmerken van elk klimaat opschrijven.
De 5 klimaatfactoren
De 5 klimaatfactoren zijn: breedteligging, hoogteligging, afstand tot zee, windrichting en neerslag. Deze factoren bepalen het klimaat in een bepaald gebied.

Slide 7 - Tekstslide

Benadruk dat deze factoren belangrijk zijn bij het bepalen van klimaten en laat leerlingen voorbeelden bedenken van hoe deze factoren invloed hebben op het klimaat.
Het natuurlijke broeikaseffect
Het natuurlijke broeikaseffect zorgt ervoor dat de aarde warm genoeg is om te leven. Gassen in de atmosfeer houden warmte vast en voorkomen dat deze de ruimte in verdwijnt.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat het natuurlijke broeikaseffect is en hoe het werkt.
Het versterkte broeikaseffect
Het versterkte broeikaseffect wordt veroorzaakt door de mens. Door de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 wordt het natuurlijke broeikaseffect versterkt.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat het versterkte broeikaseffect is en wat de gevolgen hiervan zijn.
Soorten klimaten
Tropisch regenwoudklimaat, savanneklimaat, woestijnklimaat, steppeklimaat, gematigd zeeklimaat, landklimaat, mediterraan klimaat, toendraklimaat, poolklimaat

Slide 10 - Tekstslide

Laat leerlingen de verschillende klimaten opschrijven en vraag ze om de kenmerken van elk klimaat te beschrijven.
Breedteligging
Hoe dichter bij de evenaar, hoe hoger de temperatuur. Hoe dichter bij de polen, hoe lager de temperatuur.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe breedteligging invloed heeft op het klimaat en laat leerlingen voorbeelden bedenken.
Hoogteligging
Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt. De lucht kan minder warmte vasthouden naarmate je hoger komt.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit hoe hoogteligging invloed heeft op het klimaat en laat leerlingen voorbeelden bedenken.
Afstand tot zee
Land opwarmt en afkoelt sneller dan water. Dit zorgt voor verschillen in temperatuur tussen gebieden met veel land en weinig water en gebieden met veel water en weinig land.

Slide 13 - Tekstslide

Leg uit hoe afstand tot zee invloed heeft op het klimaat en laat leerlingen voorbeelden bedenken.
Windrichting
Windrichting bepaalt welke luchtsoorten een bepaald gebied bereiken. Zo kan lucht vanuit de oceaan veel vocht bevatten en zorgen voor neerslag aan de kust.

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit hoe windrichting invloed heeft op het klimaat en laat leerlingen voorbeelden bedenken.
Neerslag
Neerslag kan beïnvloed worden door verschillende factoren zoals de afstand tot zee, windrichting en hoogteligging.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit hoe neerslag invloed heeft op het klimaat en laat leerlingen voorbeelden bedenken.
Het tropisch regenwoudklimaat
Dit klimaat komt voor rond de evenaar en kenmerkt zich door hoge temperaturen en veel neerslag. Er zijn geen seizoenen.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit wat het tropisch regenwoudklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het savanneklimaat
Dit klimaat komt voor in gebieden met een droog seizoen en een nat seizoen. Het is er warm en er valt in het natte seizoen genoeg neerslag om grassen en bomen te laten groeien.

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit wat het savanneklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het woestijnklimaat
Dit klimaat komt voor in droge gebieden. Het is er overdag vaak heel warm en 's nachts kan het flink afkoelen.

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit wat het woestijnklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het steppeklimaat
Dit klimaat komt voor in gebieden waar te weinig neerslag valt voor bomen, maar genoeg voor grassen. Het is er droger dan in het savanneklimaat.

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit wat het steppeklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het gematigd zeeklimaat
Dit klimaat komt voor in landen zoals Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk. Het is er het hele jaar door vochtig en er zijn geen grote temperatuursverschillen tussen de seizoenen.

Slide 20 - Tekstslide

Leg uit wat het gematigd zeeklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het landklimaat
Dit klimaat komt voor in gebieden met grote temperatuurverschillen tussen de seizoenen en weinig neerslag. Het kan er in de zomer erg warm zijn en in de winter erg koud.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit wat het landklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het mediterraan klimaat
Dit klimaat komt voor in landen rond de Middellandse Zee. Het is er droog en warm in de zomer en vochtig en mild in de winter.

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit wat het mediterraan klimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het toendraklimaat
Dit klimaat komt voor in het noorden van Europa, Azië en Noord-Amerika. Het is er altijd koud en er groeien alleen mossen, grassen en lage struiken.

Slide 23 - Tekstslide

Leg uit wat het toendraklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Het poolklimaat
Dit klimaat komt voor in de poolgebieden. Het is er altijd koud en er groeit geen begroeiing.

Slide 24 - Tekstslide

Leg uit wat het poolklimaat is en wat de kenmerken zijn.
Samenvatting
We hebben vandaag geleerd over temperatuurverschillen op aarde, klimaten in verschillende delen van de wereld, de 5 klimaatfactoren en het broeikaseffect. We hebben ook verschillende klimaten besproken en hun kenmerken.

Slide 25 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en vraag de leerlingen of ze nog vragen hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.