disk thema 17 - woorden roze- beginner

Thema 17 - Werk en geld



Disk - thema 17 
GELD en WERk 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo bLeerroute VBLeerroute 1Leerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 17 - Werk en geld



Disk - thema 17 
GELD en WERk 

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
bedrag

Slide 2 - Open vraag

berekenen
  • uitrekenen hoeveel iets kost
  • je berekent bijvoorbeeld hoeveel geld je kunt sparen
  • werkwoord
  • zin: Ik bereken hoeveel geld ik nodig heb om een auto te kopen.

Slide 3 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
berekenen

Slide 4 - Open vraag

bewaren
  • niet wegdoen
  • bewaren doe je omdat je het later nog wil gebruiken
  • tegengestelde: weggooien
  • zin: Ik bewaar mijn chips voor morgenavond.

Slide 5 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
bewaren

Slide 6 - Open vraag

het budget
  • hoeveel geld je ergens aan uit wilt geven.
  • je bedenkt het van te voren
  • zelfstandig naamwoord
  • zin: Het budget voor het feest is €200,-.

Slide 7 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
heerlijk

Slide 8 - Open vraag

Als iemand iets bepaalt, dan mag je zelf kiezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

betalen
  • geld geven voor iets
  • betalen doe je meestal in een winkel
  • werkwoord
  • zin: Ik betaal mijn kleren. 

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
betalen

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een baan en een bijbaan?

Slide 12 - Open vraag

Maak een foto van iets wat je heerlijk vindt.

Slide 13 - Open vraag

het inkomen
Betekenis = Het geld wat je krijgt voor je werk.
Meervoud = De inkomens.

Zin = Ze heeft een hoog inkomen, maar ze moet er wel hard voor werken.

Slide 14 - Tekstslide

de korting
Betekenis = minder geld hoeven te betalen. 

Zin = In de supermarkt krijg ik korting op de chips.

Zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Noem iets waar je graag
korting op krijgt.

Slide 16 - Woordweb

kwijt
Betekenis = Iets of iemand niet kunnen vinden. 

Zin = Ik ben mijn sleutels kwijt.

Slide 17 - Tekstslide

Wat ben jij vaak kwijt?

Slide 18 - Woordweb