mardi 6 mai Leerstof woordvolgorde/vergelijkingen ho 6 - klas 3

Aujourd'hui
  • Herhaling leerstof (chapitre 6)
  • Woordvolgorde
  • Vergelijkingen 
  • le 1 mai en France
Les buts
-ik ken de juiste plek van Franse woorden in een zin. Ik kan een Franse zin in de juiste volgorde zetten. 
 - Ik ken de vergelijkingen in het Frans en kan hier zinnen mee maken. - ik weet hoe en waarom 1 mei wordt gevierd. 

Mardi 6 mai 2025
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
  • Herhaling leerstof (chapitre 6)
  • Woordvolgorde
  • Vergelijkingen 
  • le 1 mai en France
Les buts
-ik ken de juiste plek van Franse woorden in een zin. Ik kan een Franse zin in de juiste volgorde zetten. 
 - Ik ken de vergelijkingen in het Frans en kan hier zinnen mee maken. - ik weet hoe en waarom 1 mei wordt gevierd. 

Mardi 6 mai 2025

Slide 1 - Tekstslide

Le 1er mai 
Ce jour, c'est la fête du travail   (= dag van de arbeid)
Iedereen die normaal werkt heeft dan vrij.
Ga naar de volgende slide en kijk het filmpje. Daarna volgen 4 vragen over het filmpje.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke bloemen geeft men cadeau
op 1 mai ?
A
des roses
B
du muguet
C
des tulipes
D
des hortensias

Slide 4 - Quizvraag

Hoe zeg je "de lente" in het Frans
A
l'automne
B
l'hiver
C
le printemps
D
l'été

Slide 5 - Quizvraag

Offrir du muguet est une tradition
porte-bonheur:
A
gauloise
B
romaine
C
occitane
D
celte

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Woordvolgorde 
volgorde: OND - PV - ander werkwoord - rest van de zin 
1) De werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar.
2) Er kan een ontkenning tussenkomen.
3) Bijwoorden zoals souvent, toujours, vraiment, bien, mal, beaucoup, déjà komen meestal meteen na de persoonsvorm.
4) Tijd en plaats komen vooraan of achteraan in de zin, nooit in het midden.

Slide 8 - Tekstslide

Quelle phrase est correcte?
A
Le bus va à dix heures venir.
B
Le bus va venir à dix heures.
C
Le bus ne va venir pas à dix heures.
D
Le bus ne va venir à dix heures.

Slide 9 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte?
A
Demain je ne vais pas partir en France.
B
Demain je vais ne pas partir en France.
C
Je ne vais pas partir demain en France.
D
Je ne vais partir pas en France demain.

Slide 10 - Quizvraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Elle - à onze heures - train - va - le - prendre
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 11 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Ma - fruits - ne - de - tante - pas - mange.
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 12 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
La semaine prochaine - à Paris - faire - tu - vas - basket - du

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 13 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Souvent - à Paris - aiment - en vacances - ils - aller

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 14 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Hier - a - ses devoirs - n' - Paul - pas - fait

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 15 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Samedi - les magasins - fait - elles - avec Paul - ont

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 16 - Open vraag

Les comparaisons 
"Ik ben intelligenter dan Obélix"
"Ik ben sterker dan Astérix"

Slide 17 - Tekstslide

Na deze les kun je:
- het bijvoeglijk naamwoord aanpassen in de zin
- Een vergelijking maken in het Frans
- de vergelijkingen "aussi que" "moins que" en "plus que"  in de zin gebruiken

Slide 18 - Tekstslide

1
2
3
1
2
3
1
1
2
3
2
3

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vergelijking:
meer dan
Vergelijking:
evenveel als 

Vergelijking:
minder dan
moins ... que
aussi ... que
plus (bijv. nw) que

Slide 21 - Sleepvraag

Welke Franse zin is de correcte vertaling?
Die kat is kleiner dan een hond
A
Ce chat est plus petit qu'un chien
B
Ce chat est plus petite qu'un chien
C
Ce chat est aussi petit qu'un chien
D
Ce chat est moins petit qu'un chien

Slide 22 - Quizvraag

Ton T-shirt est [groter dan] ton pantalon. Vul alleen de vertaling van [groter dan] in

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Emma is KLEINER dan Lucas
A
plus grand que
B
moins grande que
C
plus petite que
D
moins grand que

Slide 25 - Quizvraag

Lucas en Arthur zijn GROTER dan Pauline
A
plus grand que
B
plus grand qu'
C
plus grandes que
D
plus grands que

Slide 26 - Quizvraag

Lucas is KLEINER dan Arthur
A
plus petit que
B
plus petit qu'
C
plus petits que
D
plus petite que

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

est - plus - mon meilleur ami - intelligent - ma soeur - que

Slide 29 - Open vraag

néerlandaise - ma copine - sportive - que - est - moins - moi

Slide 30 - Open vraag

c'est fini

Slide 31 - Tekstslide