Vergelijkingen (chapitre 5D)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

vergelijkingen

+       PLUS          BIJVOEGLIJK NMW          QUE/QU'   (groter dan)

-       MOINS        BIJVOEGLIJK NMW          QUE/QU'   (minder... dan)

=       AUSSI         BIJVOEGLIJK NMW          QUE/QU'   (even...als)

PLUS

Un scooter est PLUS CHER QU' un vélo

een scooter is DUURDER DAN een fiets 

moins

un vélo est MOINS CHER QU' une voiture

een fiets is MINDER DUUR DAN een auto

AUSSI

Tom est AUSSI FORT QUE Stefan

Tom is EVEN STERK ALS Stefan

let op de vorm van het bijvoeglijk nmw!

ll

MANNELIJK ENKELVOUD                  -

VROUWELIJK ENKELVOUD               + e

MANNELIJK MEERVOUD                    + s

VROUWELIJK MEERVOUD                 + es

Simone is GROTER DAN Leonie

Simone est PLUS GRANDE QUE Leonie

Tom en Stefan zijn STERKER DAN Lucas en Thomas

Tom et Stefan sont PLUS FORTS QUE Lucas et Thomas

Hoe maak je de vergelijking meer in het Frans?

1. moins + bijvoeglijk naamwoord + que
2. aussi + bijvoeglijk naamwoord + que
3. plus + bijvoeglijk naamwoord + que
4. meilleur + bijvoeglijk naamwoord + que

Hoe maak je de vergelijking minder in het Frans?

1. aussi + bijvoeglijk naamwoord + que
2. moins + bijvoeglijk naamwoord + que
3. meilleur + bijvoeglijk naamwoord + que
4. plus + bijvoeglijk naamwoord + que

Hoe maak je de vergelijking even in het Frans?

1. plus + bijvoeglijk naamwoord + que
2. moins + bijvoeglijk naamwoord + que
3. meilleur + bijvoeglijk naamwoord + que
4. aussi + bijvoeglijk naamwoord + que

Hoe vertaal je het woord "dan" in een vergelijking? (Hij is groter DAN ik)

1. je vertaalt dat woord niet in het Frans
2. que
3. que of qu' (afh. van het woord erna)

Welke vergelijking is juist?

1. Emily est aussi grande que Jessica.
2. Emily est aussi grand que Jessica.

Welke vergelijking is juist?

1. Sophie est plus grands que Lieve.
2. Sophie est aussi grand que Lieve.
3. Sophie est aussi grande que Lieve.
4. Sophie est moins grand que Lieve.

Welke vergelijking is juist?

1. Denise es aussi belle que sa mère.
2. Denise est aussi belle que son mère.
3. Denise est aussi beau que sa mère.
4. Denise est aussi belle que sa mère.

Welke vergelijking is juist?

1. Sophie est ausi grande que Lieve.
2. Sophie est aussi grand que Lieve.
3. Sophie est aussi grande que Lieve.
4. Sophie est moins grand que Lieve.

Voor de toets kun je dit onderwerp goed oefenen op slim stampen (grammaire bron D)