Un, deux, trois... et voilà!

Un, deux, trois... et voilà!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Un, deux, trois... et voilà!

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Het zelfstandig naamwoord: definitie
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de / het / een) voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, aardrijkskundige namen (plaatsen, rivieren etc.) en voor (eigen)namen, ook al kun je daar soms geen lidwoord voor zetten.

Slide 2 - Tekstslide

1.2 Het zelfstandig naamwoord: kenmerken
In het Frans is een zelfstandig naamwoord altijd mannelijk (m) OF vrouwelijk (v).

• Bij personen of bij sommige dieren is het logisch. Bijvoorbeeld:

  • Vader, broer, haan, stier, kater en oom zijn mannelijke zelfstandige naamwoorden.
  • -Moeder, zus, kip, koe en poes zijn vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.
  • Maar ook ALLE dingen zijn mannelijk of vrouwelijk. Je moet het geslacht van het zelfstandig naamwoord er dus altijd bijleren.

Slide 3 - Tekstslide

1.3 Het zelfstandig naamwoord: tot slot
Hoe maak ik een meervoud in het Frans?

• Om een meervoud te maken, moet ik een s aan het einde van het zelfstandig naamwoord toevoegen: chat – chats.

Slide 4 - Tekstslide

2.1 Het bepaalde lidwoord: definitie
De, het (enkelvoud) en de (meervoud) zijn bepaalde lidwoorden. Zij staan voor een zelfstandig naamwoord of voor een bijvoeglijk naamwoord dat voor het zelfstandig naamwoord staat. Bijvoorbeeld:
Het huis / het mooie huis
De tuin / de grote tuin
De grote tuinen / de grote huizen


Slide 5 - Tekstslide

2.2 Het bepaalde lidwoord: kenmerken
De en het kunnen beide vertaald worden door le of la. De keuze tussen le of la wordt bepaald door het geslacht van het Franse zelfstandige naamwoord.
De (meervoud) wordt altijd vertaald door les.

Hoe vertaal ik le, la, les?
Le => de of het
La => de of het
Les => (meervoud)

Welke letters zijn klinkers?
De letters a, e , i, o, u zijn klinkers.


Wat is een stomme h?
In het Frans is bijna iedere h een stomme h, omdat je hem niet hoort.

Slide 6 - Tekstslide

2.3 Stappenplan
Le, la, l’ of les?

  1. Staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud? JA => les / NEE => zie 2
  2. Begint het zelfstandig naamwoord met een klinker of een stomme h? JA => l’ / NEE => zie 3
  3. Is het zelfstandig naamwoord mannelijk? JA => le / NEE => zie 4
  4. Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk? JA => la

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Het onbepaalde lidwoord: definitie
Het Nederlands kent alleen het onbepaalde lidwoord een. Er bestaat geen meervoudsvorm. Na het onbepaalde lidwoord komt altijd een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat voor een zelfstandig naamwoord staat.
Bijvoorbeeld: een huis, een tuin, een mooi huis, een grote tuin.
Bij een meervoud gebruikt het Nederlands geen onbepaald lidwoord: huizen, mooie huizen, tuinen, grote tuinen.

Slide 8 - Tekstslide

3.2 Het onbepaalde lidwoord: kenmerken
Un, une en des zijn de Frans vormen van het onbepaalde lidwoord. 

Hoe vertaal ik un, une, des?
Un  <=> een
Une <=> een
Des <=> x


Als je het znw "huizen" naar het Frans wilt vertalen, moet je  het onbepaalde lidwoord gebruiken: des maisons. Wil je "des maisons" vertalen naar het Nederlands, dan houd je alleen het znw "huizen" over.

Slide 9 - Tekstslide

3.3 Stappenplan
Un, une of des?

1. Staat het znw in het meervoud? JA => des / Nee => zie 2
2. Is het znw mannelijk? JA => un / NEE => zie 3
3. Is het znw vrouwelijk? JA => une

Slide 10 - Tekstslide

4.1 Het bezittelijk voornaamwoord: definitie
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is.
Mijn, jouw, zijn, haar, ons / onze, jullie / uw en hun zijn alle Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat bij het zelfstandig naamwoord hoort. Bijvoorbeeld:
Mijn huis, mijn oude huis.

Slide 11 - Tekstslide

4.2 Het bezittelijk vornaamwoord: kenmerken
In het Frans wordt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord bepaalt door het zelfstandig naamwoord. 

Mon, ma, mes = mijn
Ton, ta, tes = jouw
Son, sa, ses = zijn / haar


Waarom kun je “mon oncle” zowel door zijn oom als haar oom vertalen?
Omdat oncle een mannelijk znw is, moet je in het Frans de mannelijke vorm van mijn kiezen. Je kijkt dus naar het znw en niet naar de persoon van wie de oom is, zoals dat in het Nederlands gebeurt.

 

Notre, nos = ons, onze
Votre, vos = jullie / uw
Leur, leurs = hun
Hoe vertaal ik het bezittelijk voornaamword?

Slide 12 - Tekstslide

4.3 Stappenplan
1. Staat het znw in het meervoud? JA => kies mes, tes, ses, nos, vos, leurs NEE => zie 2
2. Begint het znw met een klinker / h? JA => kies mon, ton, son, notre, votre, leur NEE => zie 3
3. Is het znw mannelijk? JA => kies mon, ton, son, notre, votre, leur NEE => zie 4
4. Is het znw vrouwelijk? JA => kies ma, ta, sa, notre, votre, leur

Slide 13 - Tekstslide

5.1 De o.t.t. van een regelmatig ww. op ER: definitie
De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) heet in het Frans le présent. Ik eet, wij kopen, jij danst zijn werkwoorden die in de tegenwoordige tijd zijn gebruikt.
 
Regelmatige werkwoorden worden altijd op dezelfde manier gebruikt. Je past een regel toe en doet steeds hetzelfde.

Onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren, omdat je geen regel kunt toepassen.


Slide 14 - Tekstslide

5.2 : De o.t.t. van een regelmatig ww. op ER: kenmerken
IIn het Frans bestaan er 3 groepen regelmatige werkwoorden. De werkworden die op ER eindigen, vormen de grootste groep (1e groep).

Wat is een uitgang?
De uitgang zijn letters die aan de stam worden toegevoegd om er een persoonsvorm van de maken.

Hoe maak ik de stam van een regelmatig werkwoord?
De stam is het werkwoord zonder ER.
de uitgangen
ke = +e
tu = +es
il/elle/on = +e
nous = +ons
vous + ez
ils/elles = +ent

Slide 15 - Tekstslide

4.3 : Stappenplan
1. Schrijf de stam van het werkwoord op.
2. Zoek het onderwerp van de zin.
3. Is het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord? Ja => door naar 4. Nee => door naar 5
4. Voeg de juiste uitgang toe. Klaar.
5. Is het onderwerp enkelvoud? Ja => voeg de uitgang van il/elle/on toe. Nee => zie 6
6. Is het onderwerp meervoud? Ja => voeg de uitgang van ils /elles toe. Klaar.

Slide 16 - Tekstslide