GPL 1 woordsoorten les 2

woordsoorten week 2 les 2
Taalkundig te ontleden (zinsdelen bepalen, pv, wwg, ow, lv, mv)
en om redekundig te ontleden (lw, znw, bnw, vz, pers. vnw, bez. vnw).

Deze les ga ik leren om...
alle woordsoorten door elkaar (lw, znw, bnw, vz, pers. vnw, bez. vnw) te benoemen in een zin.

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

woordsoorten week 2 les 2
Taalkundig te ontleden (zinsdelen bepalen, pv, wwg, ow, lv, mv)
en om redekundig te ontleden (lw, znw, bnw, vz, pers. vnw, bez. vnw).

Deze les ga ik leren om...
alle woordsoorten door elkaar (lw, znw, bnw, vz, pers. vnw, bez. vnw) te benoemen in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel
Wat ga ik vandaag leren?
Aan het einde van deze les weet ik wat  een lidwoord, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord en een voorzetsel is en hoe ik deze kan vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn woordsoorten?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Haal uit de onderstaande zinnen de lidwoorden.
Als de koala het te warm heeft, knuffelt hij een boom. Dat is de conclusie van een onderzoeksproject waaruit blijkt dat een boom als een koelelement werkt.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Haal uit de onderstaande zinnen de zelfstandig naamwoorden.
Als de koala het te warm heeft, knuffelt hij een boom. Dat is de conclusie van een onderzoeksproject waaruit blijkt dat een boom als een koelelement werkt.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Haal uit de onderstaande zinnen de bijvoeglijk naamwoorden.
Als de koala het te warm heeft, knuffelt hij een boom. Dat is de heldere conclusie van een nieuw onderzoeksproject waaruit blijkt dat een grote boom als een koelelement werkt.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Haal uit de onderstaande zin de voorzetsels.
Vorig jaar zat ik in de klas, maar nu heb ik niet meer op school les.

Slide 11 - Open vraag

Haal de werkwoorden uit de onderstaande zinnen.

Het zijn spannende en onwerkelijke tijden. Scholen zijn dicht, het coronavirus is elke dag in het nieuws en veel ouders of verzorgers werken vanuit huis. Het kan soms lastig zijn om de huidige situatie aan kinderen uit te leggen.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf uit de onderstaande tekst alle lidwoorden, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels op.
Zeehonden, walvissen en andere zeezoogdieren isoleren zich tegen de kou met vet. Spek of blubber isoleert net zo goed dat de dieren bijna geen warmte verliezen via hun huid. Omdat spek de contouren van het lijf tegelijkertijd opvult, zijn de dieren meer gestroomlijnd en hebben ze minder energie nodig om te zwemmen. Bovendien werkt de speklaag als extra energievoorraad, waar de dieren uit kunnen putten in schaarse tijden.
Bij kleine zeezoogdieren, zoals dolfijnen, is de speklaag meestal rond de vijf centimeter dik, maar bij walvissen soms wel 30 centimeter.

Slide 13 - Tekstslide

Rood
Maak een mindmap over woordsoortbenoeming met als takken:
LW  WW BNW
 
ZNW
 
VZ 
Schrijf van ieder onderdeel de theorie en 3 voorbeelden op.
En oefen daarna via:
https://www.cambiumned.nl/oefenen/grammatica/woordsoorten/

Slide 14 - Tekstslide

Wit Blauw
Wij gaan nu verder met 
Hww en Zww
Pers.vnw

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Geef aan hww of zww.

Ik ga iedere dag wandelen.

A
ga hww, wandelen zww
B
ga zww, wandelen hww

Slide 20 - Quizvraag

Geef aan hww of zww.

In de vakantie heb ik heerlijk uitgeslapen.

A
heb zww, uitgeslapen hww
B
heb hww, uitgeslapen zww

Slide 21 - Quizvraag

Geef aan hww of zww.

Ik ben gisteren gaan voetballen.

A
ben, zww, gaan hww, voetballen hww
B
ben hww, gaan zww, voetballen hww
C
ben hww, gaan hww, voetballen zww

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Korte woorden die een persoon aangeven
Wat je doet, wat er gebeurt
Kan voor 'de kast' of 'de vakantie'
De, het, een
Mensen, dieren, planten, dingen
Zegt iets over het ZN

Slide 27 - Sleepvraag

Nu aan de slag!





Voorkennis activeren (herhalen lw, znw, bnw vz, pers. vnw, bez. vnw)

Slide 28 - Tekstslide

Aan welk woordsoort denk je?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
voorzetsel
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 29 - Quizvraag

Brad rijdt op een elektrische fiets.
A
znw-ww-vz-lw-bnw-znw
B
bnw-ww-vz-lw-bnw-znw
C
znw-ww-pers vnw-lw-bnw-znw
D
znw-bnw-vz-lw-bnw-znw

Slide 30 - Quizvraag

De filmster geeft de vaas aan zijn moeder.
Wat is het voorzetsel?
A
vaas
B
aan
C
zijn
D
moeder

Slide 31 - Quizvraag

De lieve man van haar is verhuisd naar Amerika.
A
lw - bez vnw - znw - vz - pers vnw - ww - ww - vz - zn
B
lw - bnw - znw - vz - bnw - ww - ww - vz
C
lw-bnw-znw-vz-pers vnw-ww-ww-vz-znw
D
lw - bnw - znw - vz - bnw - ww - vz - znw

Slide 32 - Quizvraag

Stel je niet zo aan!

Wat is het werkwoord
A
stel
B
niet
C
stel aan
D
aan

Slide 33 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 34 - Quizvraag

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoord(en)?

Mijn opa zegt elke dag dat hij van ons houdt.
A
mijn-ons
B
ons
C
mijn
D
mijn-hij

Slide 36 - Quizvraag

Woordsoorten

Slide 37 - Tekstslide

Nu aan de slag!





Combinatie-oefeningen

Slide 38 - Tekstslide

Benoem van de volgende zin de woordsoorten. Neem de zin voor jezelf over in een schrift of op jouw laptop als dit makkelijker is. Woorden die je niet kan benoemen, sla je over.

"De boeken in het kantoor van Perkamentus zijn telefoonboeken. "
A
Lw - znw - vz - lw - znw - vz - znw - ww - znw
B
Lw - bnw - lw - lw - znw - vz - pers. vnw - bez. vnw - znw
C
Lw - znw- vz - lw - znw - vz - pers. vnw - ww - znw
D
Lw - znw - vz - lw - znw - vz - pers. vnw - bez. vnw - znw

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden (znw) in de volgende zin met een filmweetje?

Eén van de vroegere James Bond acteurs (Sean Connery) droeg in alle films een pruik.
A
acteurs, films, een pruik
B
James, Bond, acteurs, Sean, Connery, films, pruik
C
vroegere, acteurs, films, pruik
D
James, Bond, acteurs, Sean, Connery

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn de pers. vnw en bez. vnw in onderstaande zinnen?

Acteur Heath Ledger speelde niet alleen de rol van The Joker in "The Dark Knight" (2008). Hij regisseerde zelf de filmpjes die zijn personage naar de media stuurt in de film.
A
Hij = pers. vnw, zijn = pers. vnw
B
Hij = bez. vnw, zijn =bez. vnw.
C
Heat Legder = pers. vnw, zijn = bez. vnw
D
Hij = pers. vnw, zijn = bez. vnw

Slide 41 - Quizvraag


Wat zijn de werkwoorden uit onderstaande zin?

Het is nu bekendgemaakt dat het verschuiven van de vijfentwintigste James Bond-film de studio´s ongeveer 30 miljoen dollar kost.
A
is, verschuiven, kost
B
is, bekendgemaakt, kost
C
is, kost
D
verschuiven

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Link

Einde les

Slide 44 - Tekstslide