les 3 19.5/19.6/19.7

Vandaag
1) Startopdracht
2) §19.5 t/m §19.8
3) Evaluatie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
1) Startopdracht
2) §19.5 t/m §19.8
3) Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Lage bijtelling: Rijdt u privé met een auto die tot uw ondernemingsvermogen behoort? Dan moet u een bedrag bij de winst tellen voor het privégebruik, tenzij u kunt aantonen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé hebt gereden.
De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto. 
Startopdracht
1) Wat wordt bedoeld met leasen?
2) Waarom is er een recordaantal aan Tesla's verkocht?
3) Wat vind jij van de elektrische auto's? Goede oplossing voor het klimaat?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recap

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandse lening
Obligatie lening
Een geldgever
Veel geldgevers
Onderhandelen
Lagere rente
Geen contact
Eenvoudig
Lening kan verkocht worden
Koerswinst mogelijk

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lang vreemd vermogen
Kort vreemd vermogen
Hypothecaire lening
Obligatielening
Leverancierskrediet
Onderhandse lening
Afnemerskrediet
Converteerbare obligatielening

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een achtergestelde lening wordt terug betaald....
A
Na de bank, maar voor andere leningen
B
Voor alle andere leningen
C
Na alle andere leningen, maar voor lening van familie
D
Na alle andere leningen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
1) Je kunt het verband verklaren tussen regelgeving en de verkoop van Tesla's 
2) Je kunt twee verschillen benoemen tussen afnemers- en leverancierskrediet
3) Je kunt twee situaties noemen wanneer je het gebruik zou maken van een Rekening-Courantkrediet
4) Je kunt toelichten waarom leasen interessant is

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§19.4 Afnemerskrediet

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afnemerskrediet (ook consumptief en productief)
De afnemer (de klant) verstrekt krediet aan de leverancier
Wanneer:
  • Bij speciale orders (maatwerk) 
  • Dienstverlenende bedrijven (bij wanbetaling kan je geen product terugvorderen)
  • Opkopende handel (agrarische gewassen kweken voor de klant)

Slide 11 - Tekstslide

Boot wordt in fases gebouwd en iedere keer betaal je als klant een deel vooruit

Ezelsbruggetje: 
Bij leverancierskrediet doet de leverancier de eerste stap (leveren), bij afnemerskrediet doet de afnemer de eerste stap (betalen)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een klant, een afnemer, noemen we ook wel een...?
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Debiteuren/Crediteuren
  • Debiteuren zijn jouw afnemers. Van hen moet jij later nog geld ontvangen.
  • Crediteuren zijn jouw leveranciers. Aan hen moet je later nog geld betalen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet vs afnemerskrediet
Woonboulevard (leverancier) en blij gezin (afnemer)

Gezin betaalt vooruit: afnemerskrediet
Woonboulevard levert bank, gezin
betaalt later: leverancierskrediet

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEVERANCIERSKREDIET
AFNEMERSKREDIET
Een consument die een koffiemachine heeft betaald maar deze is nog niet geleverd
Het pakketje van Zalando is al geleverd maar jij hebt nog niet betaald
De garage ontvangt nog geld van een ondernemer die zijn zakenauto kwam keuren
Je gaat uiteten en rekent direct na het etentje af
Een meubelzaak moet nog een bank leveren aan een klant, deze is vorige maand betaald
Het bedrijf heeft het bedrag ontvangen voor de aangekochte scooter maar nog niet geleverd

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leverancierskrediet <-----------------> Afnemerskrediet
Eerst goederen,                                              Eerst geld,  
       dan geld                                                       dan goederen     

Nog te betalen bedragen,                        Vooruitbetaalde bedragen
Nog te ontvangen bedragen,              Vooruitontvangen bedragen
      

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij ontvangt als onderneming afnemerskrediet. Welke post ontstaat er?
A
Debiteuren
B
Vooruitbetaalde bedragen
C
Crediteuren
D
Vooruitontvangen bedragen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn we nu op balans? Kort VV

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§19.5 Rekening-courantkrediet

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb een creditcard
Ja
Nee

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Rekening-courantkrediet
Bij rekening-courant krediet krijgt de onderneming toestemming van de bank om tot een bepaald maximumbedrag rood te staan, het kredietplafond.  Het verschil tussen het kredietplafond en huidige bedrag dat je rood staat, noemen we dispositieruimte

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Loesoe BV heeft schuld aan bank van 19.000,- Voor rekening courant is afgesproken maximale kredietruimte van 40.000,- 
19.000,-
40.000,-
21.000,-
59.000,-
Dispositie ruimte
(bij rood staan)
Kredietplafond
(bij rood staan)
Nergens

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§19.5 Leasen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Particulier leasen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten leasing
Operational leasing: een leaseovereenkomst die op korte termijn opzegbaar is. De huurprijs vormt kosten en komt op de winst- en verliesrekening, niet op de balans. Dit noemen we off-balance.
Financial leasing: een leaseovereenkomst o.b.v. de geschatte economische levensduur. Het is niet opzegbaar en de meeste kosten zijn voor de leasende partij zelf (lessee). Het object is te vinden op de balans. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een geleased goed staat bij
Operational- en/of Financial leasing op de ..... ?
(Er kan meer goed zijn)
A
Operational als bezit op de balans
B
Operational als huurkosten op V&W
C
Financial als bezit op de balans
D
Operational- en financial beiden als kosten op de V&W

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zou je financial leasen? Als je het toch later overneemt, waarom dan niet gelijk kopen?

  • Bij duurzame productiegoederen is aanschaf ineens vaak te groot, ook om het bedrag geleend te krijgen. 
  • Starter kan sowieso vaak geen groot bedrag lenen. 
  • Je doet het, als huurprijs iets lager is dan marktrente lening 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel opgaves heb jij al gemaakt?
A
Geen
B
2/3
C
4/5
D
6/7

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke opgaves
19.14 ; 19.16 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
1) Je kunt het verband verklaren tussen regelgeving en de verkoop van Tesla's 
2) Je kunt twee verschillen benoemen tussen afnemers- en leverancierskrediet
3) Je kunt twee situaties noemen wanneer je het gebruik zou maken van een Rekening-Courantkrediet
4) Je kunt toelichten waarom leasen interessant is

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
1) hoeveel zijn alle obligaties samen waard?
2) hoeveel krijg je extra naast de waarde van stap 1?
3) hoeveel zijn de waardes van stap 1 en 2 per aandeel?
4) hoeveel houdt je over als je de totale nominale waarde van stap 3 afhaalt?
5) hoeveel ontvang jij meer of minder voor de aandelen t.o.v. beurskoers

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op.
Wat is de conversieprijs (van één aandeel)?
A
€304
B
€64
C
€114
D
€93,75

Slide 34 - Quizvraag

€250 + 8 * €40 / 5 = €114

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op. De conversieprijs is €114. Hoeveel agio ontstaat er bij deze conversie?
A
€14
B
€570
C
€112
D
€70

Slide 35 - Quizvraag

€250 + 8 * €40 - €100 * 5 = €70

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op. De obligatiehouder wacht tot de beurskoers van één aandeel €130. Bereken het voor- of nadeel van 8 obligaties
A
€16
B
€30
C
€80
D
€8

Slide 36 - Quizvraag

€114 * 5 - €130 * 5 = €80
Ik heb de meeste lesdoelen begrepen
Helemaal eens
Eeens
Neutraal
Oneens
Helemaal oneens

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Deze slide heeft geen instructies