herh vouloir/pouvoir

Ik ken de werkwoorden vouloir en pouvoir
heel goed
goed
beetje
uhm...welke werkwoorden???
1 / 12
volgende
Slide 1: Poll
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik ken de werkwoorden vouloir en pouvoir
heel goed
goed
beetje
uhm...welke werkwoorden???

Slide 1 - Poll

vouloir en pouvoir:
dit weet ik nog van
de betekenis...

Slide 2 - Woordweb

Pouvoir (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
voltooid deelwoord
pu
dus in de passé composé: j'ai pu - ik heb gekund

Slide 3 - Tekstslide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
voltooid deelwoord
voulu
dus in de passé composé: j'ai voulu - ik heb gewild (ik wilde)

Slide 4 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 5 - Sleepvraag

Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 6 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 7 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 8 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de passé composé van VOULOIR?
A
nous avons vu
B
nous avons voulu
C
elle a voulu
D
b en c zijn beide goed

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de passé composé van POUVOIR?

A
tu as pu
B
tu as peux
C
nous avons peux
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Als je wilt vragen of iets mag gebruik je het werkwoord

Slide 12 - Open vraag