Kapitel 6 Start

Kundendienst und Kassenzettel
Kunden = klanten
Kassenzettel = kassabon
Zettel = briefje
Het hoofdstuk gaat over winkelen en alles daaromheen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kundendienst und Kassenzettel
Kunden = klanten
Kassenzettel = kassabon
Zettel = briefje
Het hoofdstuk gaat over winkelen en alles daaromheen

Slide 1 - Tekstslide

werken = arbeiten
het werk = die Arbeit, der Job 
 de bijbaan =  der Nebenjob (dus bijvoorbeeld kranten rondbrengen, of vakken vullen)

Slide 2 - Tekstslide

  • In einem Laden aushelfen
  • in einem Seniorenheim aushelfen
  • Nachhilfe geben
  • Hunde Gassi führen
  • Prospekte austragen
  • Zeitungen austragen
  • In een winkel helpen
  • In een bejaardenhuis helpen
  • bijles geven
  • honden uitlaten
  • folders rondbrengen
  • kranten rondbrengen
Voorbeelden van bijbaantjes
Beispiele von Nebenjobs

Slide 3 - Tekstslide

2.1 c zusammen
Prospekte austragen/ Zeitungen austragen =
folders / kranten rondbrengen

Slide 4 - Tekstslide

3.1 Bioladen (Biologischer Laden)

der Laden = de winkel
das Geschäft = het bedrijf/de winkel
wichtig = belangrijk
die Umwelt = het milieu

Slide 5 - Tekstslide

3.3 
Woorden uit het vorige hoofdstuk!! (herhaling)
so nennt man = zo noemt men....

Slide 6 - Tekstslide

3.6 (zie blauwe blz K5)

de werkwoorden mögen, dürfen en können (hoofdstuk 5)
houden van / lusten =?
mogen (toestemming hebben) = ?
kunnen = können ---> ich kann, du kannst

Slide 7 - Tekstslide

3.6b
een = ein (o, daswoord)
een = ein (m, derwoord)
een = eine (v, diewoord)
geen = kein/keine

Slide 8 - Tekstslide

3.8
Welk woordje past in de zin?
Kijk goed hoe je het schrijft
Leer de woordjes ook alvast! (zie online extra oefenen woordjes A)

Slide 9 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje en beantwoord de vragen!

Slide 10 - Tekstslide

7

Slide 11 - Video

00:32
Over welke bijbaan gaat dit?
A
vakkenvuller
B
kranten rondbrengen
C
caissière
D
bijles geven

Slide 12 - Quizvraag

01:14
Hoeveel kassa's heeft de winkel?
A
26
B
200
C
8000
D
20

Slide 13 - Quizvraag

01:52
Hoeveel wisselgeld zit er in de kluis?
A
74 euro
B
470 euro
C
4 euro
D
47 euro

Slide 14 - Quizvraag

03:18
Hoe vroeg staat hij op dag 2 op?
A
kwart voor 5
B
kwart over 5
C
even na vijven
D
even voor vijven

Slide 15 - Quizvraag

03:50
Wat moet hij doen voordat hij aan de kassa gaat zitten?
A
vrachtwagens leegmaken
B
geld tellen
C
vakken vullen
D
de winkel inspecteren

Slide 16 - Quizvraag

05:38
Hoeveel procent van de Duitsers betaalt in de supermarkt nog contant? (= mit Bar Geld)
A
80
B
78
C
7
D
15

Slide 17 - Quizvraag

06:28
Hoe voelt hij zich na een paar uur aan de kassa?
A
Hij heeft hoofdpijn
B
Alsof hij bij een toernooi zit
C
Ontspannen
D
Alsof hij in een tunnel zit

Slide 18 - Quizvraag

Maak het huiswerk (liefst online) 
Kijk in de ELO welke opgaven je moet maken

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk
Maken 1.1, 2.1, 3.1, 3.3, 3.6, (had je vorige week al op)
 5.1, 5.2, 7.1, 8.1, 8.2, 10.1, (deze week erbij)

Slide 20 - Tekstslide