2TH + 2HV Lijdende en bedrijvende zinnen

2TH + 2HV
Lijdende en bedrijvende zinnen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2TH + 2HV
Lijdende en bedrijvende zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
De cadeautjes worden vanavond door de Kerstman gebracht.
A
De cadeautjes
B
worden gebracht
C
vanavond
D
door de Kerstman

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
De Kerstman brengt vanavond de cadeautjes.
A
De Kerstman
B
brengt
C
vanavond
D
de cadeautjes

Slide 3 - Quizvraag

Wat is nu het verschil tussen deze twee zinnen als je kijkt naar het onderwerp?

- De Kerstman brengt vanavond de cadeautjes.
- De cadeautjes worden vanavond door de Kerstman gebracht.

Slide 4 - Open vraag

Bedrijvende zinnen

De Kerstman brengt vanavond de cadeautjes.


Bedrijvende zin!

Het onderwerp is actief. 

Het onderwerp DOET iets. 



Slide 5 - Tekstslide

Lijdende zinnen

De cadeautjes worden vanavond door de Kerstman gebracht. 


Lijdende zin!

Het onderwerp is passief. 

Het onderwerp DOET niets. 

Er WORDT iets met het onderwerp

gedaan. 



Slide 6 - Tekstslide

Lijdende zin
Bedrijvende zin
Mijn tante schildert een portret van mij.
De zak chips wordt gekocht door Karel.
Het lied is door het koor gezongen.
Jordy eet twee broodjes kaas.
Covid-19 wordt gezien als een vreselijk virus.
Covid-19 is een vreselijk virus.
Ik snap redekundig ontleden echt goed.

Slide 7 - Sleepvraag

Lijdende vorm
Wanneer gebruik je de lijdende vorm?
1. Als je handelende persoon niet kent of als het voor de hand ligt wie de handelende persoon is. 
    Het vuilnis wordt vandaag opgehaald.
2. Als je de handelende persoon niet wil noemen.
     Er is geconstateerd dat de aanvraag in orde is.
    3. Als je voor afwisseling wil zorgen. 

Een tekst bestaat uit beide vormen. Wissel lijdende en bedrijvende zinnen af, zodat je tekst prettig leest. Het voelt persoonlijker, dan als je alleen lijdende vormen gebruikt. 

Slide 8 - Tekstslide

Lijdende zinnen
Hoe herken je dus een lijdende zin:
1. Onderwerp doet niets, er wordt iets met het onderwerp gedaan. 
2. Er is een door-bepaling of je kunt die erbij denken.
3. Er staat altijd een vorm van zijn/worden + VD in de zin. 

Slide 9 - Tekstslide

Lijdende zinnen

Kijk eens naar de volgende zin:

De cadeautjes worden vanavond gebracht. 


Nu staat er niet DOOR wie ze worden gebracht. Ook dit is een lijdende zin, want je kunt er een DOOR-BEPALING achter denken. 

De cadeautjes worden vanavond gebracht. (door de Kerstman)







Slide 10 - Tekstslide

Kun je een DOOR-bepaling plaatsen achter onderstaande zin?

McDonalds wordt vaak gegeten.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Dus wat voor zin is onderstaande zin?

McDonalds wordt vaak gegeten.
A
een lijdende
B
een bedrijvende

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

LET OP
Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.
Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe ga je van bedrijvend naar lijdend?
De man koopt de computer.
In deze zin staat:
*

Slide 15 - Tekstslide

De man koopt de computer
1 Het lijdend voorwerp wordt onderwerp
De computer
2 Onderwerp wordt bwb die begint met door
Door de man
3 Er komt een vorm van zijn of worden te staan.
De computer wordt /werd door de man gekocht.
De computer is / was  door de man gekocht.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

En nu werken jullie!

Slide 18 - Tekstslide