3.2 De stad van de toekomst

Paragraaf 3.2 De stad van de toekomst

Hoofdstuk 3
Domein Leefomgeving
4H
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.2 De stad van de toekomst

Hoofdstuk 3
Domein Leefomgeving
4H

Slide 1 - Tekstslide

3.2 Stad van de toekomst
- Krimp en groei (vorige les)



- Duurzame stad (deze les)
- Smart cities (deze les)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
* Je kent manieren waarop krimpende én groeiende steden in de toekomst duurzaam en smart zullen zijn.

* Je begrijpt waarom sommige steden groeien en anderen juist krimpen.

* Je begrijpt waarom steden in de toekomst duurzamer en slimmer zullen worden.

Slide 3 - Tekstslide

§3.2: Stad van de toekomst
Sommige steden krijgen te maken met bevolkingskrimp.

Waarom moeten krimpende steden blijven ontwikkelen?

  • Vergrijzing, ontgroening
  • leegstand
  • Dalende vraag naar voorzieningen

Slide 4 - Tekstslide

Waarom zijn steden aantrekkelijk voor de meeste mensen en bedrijven? 

- Hoge bevolkingsdichtheid → dichtbij afzetmarkt → dichtbij arbeidsmarkt.
- Veel voorzieningen → aanwezigheid infrastructuur → aanwezigheid andere bedrijven → agglomeratievoordelen

Slide 5 - Tekstslide

De stad heeft: 
Afzetmarkt-->  klanten: consumenten of bedrijven.

Arbeidsmarkt --> mensen die willen werken.

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk je aan bij een creatieve stad?

Slide 7 - Woordweb



Welke ontwikkeling was er vóór 1990?

A
Stad liep leeg, suburbanisatie en bedrijven trokken weg
B
Stad groeide, re-urbanisatie en veel bedrijven in de stad
C
Gezinnen trokken weg uit de stad
D
Stad groeide en verpauperde

Slide 8 - Quizvraag

Welke ontwikkeling kwam er na 1990 en hoe kwam dit?
A
Mensen trekken uit de stad vanwege verpaupering
B
Fabrieken komen in de stad.
C
Er is veel arbeid, machines en grondstoffen nodig
D
Creatieve bedrijven trekken naar de stad, door kenniseconomie.

Slide 9 - Quizvraag

Wat verstaat men onder de kenniseconomie?
A
arbeid en kapitaal gericht op productie
B
arbeid en natuur gericht op productie
C
arbeid en kapitaal gericht op techniek
D
kapitaal en natuur gericht op techniek

Slide 10 - Quizvraag

Welke twee soorten kennis zijn er bij kenniseconomie?
A
technologische en industriele kennis
B
informele kennis en landbouw kennis
C
economische kennis en sociale kennis
D
sociale kennis en technologische kennis

Slide 11 - Quizvraag

Welke twee redenen hebben gemeente om nieuwe bedrijven aan te trekken?
A
Belastingen + werkeloosheid
B
Werkgelegenheid en meer woningen nodig
C
Geld en meer woningen
D
Belastingen + werkgelegenheid

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een duale arbeidsmarkt
A
De ene keer is er wel werk en de andere keer niet.
B
Het verschil in werk en inkomen is groot
C
Er is alleen maar plek voor laagopgeleide mensen
D
Er is veel sociale ongelijkheid

Slide 13 - Quizvraag


A

Slide 14 - Quizvraag