HV3 H3 Sparen en lenen - les 2

SPAREN EN LENEN
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SPAREN EN LENEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les: 
- Ruilen over de tijd
-Waarom krijg je rente op je spaarrekening
-Inflatie
-Koopkracht

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt het rentebedrag over een spaar- of leenbedrag berekenen.
  • Je kunt het ontvangen rentepercentage berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit waarom sparen een voorbeeld is van "ruilen over de tijd"
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruilen over de tijd: sparen 
  • Geld is een ruilmiddel 
  • Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom krijg je rente van de bank over je spaargeld?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De rente op je spaarrekening is hoger dan de inflatie. Hierdoor neemt je koopkracht ....
A
Af
B
Toe
C
Blijft gelijk

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de mediaan van
onderstaande reeks van getallen?
1, 2, 7, 9, 10, 15
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Opdracht 3.1 t/m 3.5 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3.2 (bron 3.1) 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt met procenten rekenen bij economie:
  • De rente berekenen met procenten
  • Het rentepercentage berekenen
  • Het spaarsaldo berekenen met het rentepercentage en de rente in €
  • De rente berekenen met procenten met verschillende looptijden en rentepercentages

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0-meting
Socrative
Roomnumber: EVERS 3650

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1) Je krijgt 1,2% rente over je spaargeld (€ 18.500,-) Hoeveel rente ontvang je?

Slide 14 - Open vraag

16 - Domein: verhoudingen
Het onderwerp ‘berekeningen uitvoeren met procenten’ kent geen verschillen ten opzichte van 2F.

2) Lieke heeft € 800,- op een spaarrekening staan. Dit geld leent de bank weer uit aan een klant die een Ipad wil aanschaffen. De spaarrente is 0,8% en de leenrente is 4,4%. Bereken hoeveel de bank per jaar verdient op het spaargeld

Slide 15 - Open vraag

43 - Domein: verhoudingen (antwoorddia)
Rekenen met procenten kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
3) Met welke formule bereken je de stijging, groei, afname of daling in procenten?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
(nieuw-oud) : oud x 100
C
(oud - nieuw) : 100
D
(deel : geheel) x 100

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is 672 van 1.200?
A
0,56 %
B
5,6%
C
17,8%
D
56 %

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een Vespa Sprint kopen. Je krijgt 31% korting. De oude prijs is €1.249,85. Hoeveel € korting krijg je?
A
€ 31
B
€ 387,45
C
€ 862,40
D
€ 421,99

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3) Levi heeft het hele jaar € 96.000,- op zijn spaarrekening staan. aan het eind van het jaar ontvangt hij € 576,- aan rente. Bereken het rentepercentage
A
6,6%
B
0,6%
C
0,5%
D
0,4%

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4) Saar heeft € 850,- rente ontvangen. Het rentepercentage is 0,4%. Hoeveel is haar spaarsaldo? (het hele jaar staat het zelfde bedrag op haar spaarrekening
A
€ 340.000
B
€ 278.000
C
€ 210.000
D
€ 212,500

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Teun heeft € 6.500,- aan spaargeld op zijn spaarrekening staan. Hij krijgt 0,25% rente. Per 1 mei stort hij er € 1.000,- bij. en per 1 augustus wijzigt het rentepercentage naar 0,15%. Bereken de rente die hij aan het eind van het jaar ontvangt.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Teun heeft € 6.500,- aan spaargeld op zijn spaarrekening staan. Hij krijgt 0,25% rente. Per 1 mei stort hij er € 1.000,- bij. en per 1 augustus wijzigt het rentepercentage naar 0,15%. Bereken de rente die hij aan het eind van het jaar ontvangt.
1-1 tot 1-5) 6.500x0,0025= €16,25 per jaar => €16,25:12x4= €5,42
1-5 tot 1-8) 7.500 x0,0025= €18,75 per jaar => €18,75:12x3= €4,69
1-8 tot 1-1) 7.500 x 0,0015= €11,25 per jaar => € 11,25:12x5= €4,69
Totaal: €5,42 + €4,69 + 4,69 = €14,80

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog meer oefening of uitleg nodig voor het rekenen met procenten?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt met procenten rekenen bij economie:
  • De rente berekenen met procenten
  • Het rentepercentage berekenen
  • Het spaarsaldo berekenen met het rentepercentage en de rente in €
  • De rente berekenen met procenten met verschillende looptijden en rentepercentages

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten!
Vraag 1/2) filmpje uitleg procenten kijken: opgaven 3.6 en 3.7
Vraag 3)    filmpje uitleg procenten kijken: opgaven 3.8 en 3.9
Vraag 4)    filmpje procenten van deel naar totaal 
                     Opgaven 3.10 en 3.11 
Vraag 5)    Zie uitleg boek: Opgaven 3.12 en 3.13
Alles goed: Extra opdrachten
 Je maakt minimaal 5 opdrachten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de uitleg in de video
Klik hier om de video te bekijken.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een percentage berekenen
Formule: wat : waarvan x 100 (of deel : geheel x 100)
Voorbeeld: De bevolking bestaat uit 16,5 miljoen inwoners. Er zijn 400.000 inwoners werkloos.
Hoeveel procent van de bevolking is werkloos?
➢ Wat = wat wil je berekenen? Dat is 400.000 inwoners
➢ Waarvan = het totaal en is 100%, dat is hier 16,5 miljoen
➢ Formule invullen
➢ 400000 : 16500000 = 0,0242424
➢ Let op achter 165 komen 5 nullen, als je er 6 nullen achter zet staat
er 165 miljoen.
➢ 0,0242 X 100= 2,42%
➢ Antwoord = (afgerond op twee decimalen: ) 2,42%

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Stel, je inkomen per maand is € 250. Je geeft € 50 uit aan kleding. Hoeveel procent van je inkomen geef je uit aan kleding?

WAT wil je weten in procenten? € 50
WAARVAN wil je dit weten? € 250
50 : 250 = 0,2
0,2 x 100 = 20%

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EEN VERSCHIL IN PROCENTEN BEREKENEN

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een prijsverschil in procenten berekenen

  1. Reken het prijsverschil in euro’s uit.
  2. Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt.
  3. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
(Nieuw - oud) : oud x 100%

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Een Peugeot scooter kost € 2.129. 
Een Kymco scooter kost € 1.749.

Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies