les 3 Antwoorden plus extra

Antwoorden Zwaarte- en veerkracht
Opgave 1 t/m 4
Opgave A1
m = 75 kg             gaarde = 9,81 m/s²


Opgave A2
m = 10 kg             gmaan = 1,62 m/s²


.

Opgave A4
De veer wordt uitgerekt door de zwaartekracht, en door die zwaartekracht gelijk te stellen aan de veerkracht kan de veerconstante bepaald worden.
m = 80 g = 80·10-3 kg                      g = 9,81 m/s²   
u = 10 cm = 10·10-2 m












Fz=mgaarde=759,81=7,4102 N
Fz=mgmaan=101,62=16 N
Fz=Fv
C=umg=10102801039,81
mg=Cu
C=7,8 Nm1
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Antwoorden Zwaarte- en veerkracht
Opgave 1 t/m 4
Opgave A1
m = 75 kg             gaarde = 9,81 m/s²


Opgave A2
m = 10 kg             gmaan = 1,62 m/s²


.

Opgave A4
De veer wordt uitgerekt door de zwaartekracht, en door die zwaartekracht gelijk te stellen aan de veerkracht kan de veerconstante bepaald worden.
m = 80 g = 80·10-3 kg                      g = 9,81 m/s²   
u = 10 cm = 10·10-2 m












Fz=mgaarde=759,81=7,4102 N
Fz=mgmaan=101,62=16 N
Fz=Fv
C=umg=10102801039,81
mg=Cu
C=7,8 Nm1

Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden Zwaarte- en veerkracht
Opgave 5 & 6
Opgave A5
Zie uitleg opgave 4. Omdat zowel C als u in cm  vermeld staan, hoeft er in principe niets omgerekend te worden naar m(eter).
C = 7,2 N/cm                 g = 9,81 m/s²                 u = 8,0 cm

Opgave A6
Zie uitleg opgave 4. 
C = 45 N/m              g = 9,81 m/s²
                  m = 1,5 kg











Fz=Fv
m=gCu=9,817,28,0
mg=Cu
m=5,9 kg
Fz=Fv
mg=Cu
u=Cmg=451,59,81
u=0,33 m
u=33 cm

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden Zwaarte- en veerkracht
Opgave 7 & 8
Opgave A7
Zie uitleg opgave 4. In dit geval wordt de veer ingedrukt dus kan naar de begin- en eindlengte van de veer gekeken worden voor de uitwijking.
Lb = 5,0 cm        Le = 4,2 cm      g = 9,81 m/s²    m = 55 kg
u = Lb - Le = 5,0 - 4,2 = 0,8 cm = 8·10-3 m

Opgave A8
Zie uitleg opgave 4. 
u = 5,0 cm = 5,0·10-2 m          g = 9,81 m/s² 
m1 = 5,0 kg                            m2 = 6,0 kg








C=u1m1g=5,01025,09,81
Fz=Fv
mg=Cu
C=7104 Nm1
Fz=Fv
u2=Cm2g=9816,09,81
C=981 Nm1
u2=0,06 m
C=umg=8103559,81
mg=Cu

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden Zwaarte- en veerkracht
Opgave 11 & 12
Opgave A11
Uit het (u, Fspier)-diagram is de veerconstante C te bepalen door de helling van de lijnen uit te rekenen.
















Opgave A12
Zie uitleg opgave 4.
g = 9,81 m/s²      Le = 3,0 dm = 3,0·10-1 m     C = 3,5 N/cm
m = 800 g = 0,800 kg









De oorspronkelijke lengte van de veer is 0,28 m oftewel 
28 cm.








u=Cmg=3,50,8009,81
mg=Cu
Fz=Fv
u=2,2 cm
Lb=Leu=0,300,022
Lb=0,28 m
a=ΔxΔy=x2x1y2y1
Cveer 1=Fspier,2Fspier,1u2u1=100255,0=2,0 Nm1
Cveer 2=Fspier,2Fspier,1u2u1=1002010=1,0 Nm1

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden Resulterende kracht
Opgave 1 t/m 4
Opgave B1





Opgave B2
Op de kar wordt een kracht van 45 N uitgeoefend. De wrijvingskracht levert een kracht van 20 N in tegengestelde richting. De resulterende kracht is:


In de richting van de geleverde kracht.

















Opgave B3
De resulterende kracht is 20 N en wijst naar rechts. De kracht die naar rechts werkt moet dus
 20 N groter zijn dan de kracht naar links. Als de wrijvingskracht 40 N is, dan moet de spierkracht dus gelijk zijn aan:




Opgave B4
De kracht naar rechts is: F = 35 + 65 = 100 N

Fres=FspierFw=4520=25 N
Fres=FspierFw
Fspier=Fres+Fw=20+40
Fspier=60 N

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden Resulterende kracht
Opgave 5 
Opgave B5





















Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden Resulterende kracht
Opgave 7 & 8
Opgave B8
Let op! Hier worden kN aangeduid, wat kiloNewton, oftewel 1000 Newton, voorstelt.
De afmetingen van de resulterende kracht liggen aan de grootte je scherm. Als je goed meet vind je Fres = 53 kN.



Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden Resulterende kracht
Opgave 9
Opgave B9
a. Teken het parallellogram, bepaal de schaal en bepaal met behulp van de schaal dat:






























Opgave B9 (vervolg)
b) Bereken met de stelling van Pythagoras:









c2=a2+b2
Fres=1502+752
Fres=1,7102 N
Fres=1,7102 N

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden Krachtenevenwicht
Opgave 3 & 4
Opgave 3extra
Bepaal met behulp van een schaal de grootte van de zwaartekracht (noteer deze schaal ook!). Als je dit goed doet, dan vind je een zwaartekracht van 470 N. 































Opgave 4extra
a. 
Bepaal nu met behulp van de schaal de twee normaalkrachten. Als je dit doet, vind je dat de linker normaalkracht gelijk is aan 4,1 N en de rechter aan 3,1 N (Noteer ook de schaal die je gebruikt hebt!).







m=gFz=9,81470
m=48 kg
Fz=mg=0,4009,81=3,92 N

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden Tweede wet van Newton
Opgave 5
Opgave 5extra
a. m = 1,0·103 kg     Fw = ? 
Voor het versnellen rijdt de chauffeur met constante snelheid, dus is Fres = 0 N. 





b. Net na 20 seconde is de snelheid nog amper toegenomen omdat de kracht pas net werkt en dus blijft de wrijvingskracht 150 N. De resulterende kracht wordt dan:


























Opgave 5 (vervolg)
c. Om de versnelling op t = 30 s te weten, tekenen we een raaklijn.















Fres=FmotorFw
Fres=FmotorFw
Fw=FmotorFres=20001,20...103
Fres=ma=1,01031,20...
Fres=0 N
Fmotor=Fw
Fw=150 N
Fres=2000150=1850 N
Fres=maa=mFres=1,01031850=1,9 ms2
at = 30 s=(ΔtΔv)raaklijn
at = 30 s=428,75400
at = 30 s=1,20... ms2
Fres=1,20...103 N
Fw=8,0102 N

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden Ontbinden van krachten
Opgave 5
Opgave 6extra
Om de grootte van de wrijvingskracht te achterhalen, moet de zwaartekrachtscomponent parallel worden bepaald uit de tekening zoals hieronder weergegeven. De jongen is nu voor simpelheid vervangen voor een vierkant. Omdat de snelheid constant is, geldt in bewegingsrichting dat:



Dus volgt hieruit dat:


Overigens is de zwaartekracht:





























Opgave 6 (vervolg)
Om de grootte van de normaalkracht te berekenen, kan de krachtenschaal worden gebruikt. Die komt dan uit op:




De lengte van de wrijvingskracht is 5,7 cm en dus maakt dat een kracht van:

c. VOOR VWO: De normaalkracht is gelijk aan de loodrechte component van de zwaartekracht, dus die is met de cosinus te berekenen:




Het wijkt ietsje af, wat te verwachten is met krachtenschaal.














9,0 cm=392,4 N
1,0 cm=(9,0392,4=) 43,6 N
Fw=5,743,6=249 N
sin40°= s o=FzFz
Fw=Fz=Fzsin40°=392,4sin40°=252 N
Fres=0 N
Fres=FzFw=0
Fz=Fw
Fz=mg
Fz=409,81=392,4 N

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden Ontbinden van krachten
Opgave 7
Opgave 7
Om de grootte van de wrijvings- en normaalkracht te achterhalen, moet de zwaartekrachtscomponent parallel en loodrecht bepaald worden uit de tekening zoals hieronder weergegeven. Het speelgoedautotje is nu voor simpelheid vervangen voor een vierkant. Omdat de snelheid constant is, geldt in bewegingsrichting dat:



Dus volgt hieruit dat:
































Opgave 7 (vervolg)
Overigens is de zwaartekracht:



Om de grootte van de wrijvings- en normaalkracht te berekenen, kan de krachtenschaal worden gebruikt. Die komt dan uit op:


De lengte van de Fz// is 3,8 cm en dus maakt dat een kracht van:


De lengte van de normaalkracht is 7,8 cm en dus maakt dat een kracht van:










8,5 cm=11,772 N
1,0 cm=(8,511,772=) 1,38... N
Fz=3,81,38...=5,3 N
Fres=0 N
Fres=Fz+FwFm
Fz=mg
Fz=1,29,81=11,772 N
Fw=FresFz+Fm
FN=7,81,38...=11 N
Fw=FresFz+Fm=05,3+15=9,7 N
En Fw:

Slide 12 - Tekstslide