Paragraaf 5.2 - Gemiddelde snelheid

5.2 Gemiddelde snelheid
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.2 Gemiddelde snelheid

Slide 1 - Tekstslide

Bewegingen vastleggen
Vaak wordt een beweging vastgelegd met een stroboscopische foto. Dit is een foto die gemaakt is over een lange periode waarbij een lamp (een stroboscoop) om de zoveel tijd een flits maakte.

Bij een stroboscopische foto zijn een paar dingen belangrijk:
- De camera moet stil staan
- Het moet donker zijn
- De flits frequentie van de stroboscoop moet bekend zijn
- Er moet een schaal op de foto te zien zijn 

Uit een stroboscopische foto kun je een tabel maken met de afstand van het voorwerp tegen de tijd. Hiervan kun je dan een Afstand,tijd-grafiek maken; tijd op de x-as, afstand op de y-as.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 5.2
1. Je kunt de formule voor gemiddelde snelheid toepassen.
2. Je kunt een gemiddelde snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
3. Je kunt de formule van gemiddelde snelheid omwerken zodat je er de afgelegde afstand of de benodigde tijd mee kunt berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
In de natuurkunde en scheikunde hebben we het vaak over grootheden en eenheden. Hieronder staat een lijstje van wat me met een grootheid en met een eenheid bedoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Met welke eenheid kun je afstand aanduiden? (meer antwoorden zijn goed)
A
Kilometer
B
Lengte
C
Afstand
D
Meter

Slide 5 - Quizvraag

Met welke eenheid kun je tijd aanduiden? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Seconden
B
Uren
C
Minuten
D
Klok

Slide 6 - Quizvraag

De formule voor gemiddelde snelheid



In deze les gebruiken we voor afstand de eenheden meter en kilometer, voor tijd gebruiken we de eenheden seconden en uren

Slide 7 - Tekstslide

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid

Slide 8 - Tekstslide

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven

Slide 9 - Tekstslide

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven
Gevraagd

Slide 10 - Tekstslide

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven                                                                                   / mag je lezen als 'per'
Gevraagd
Uitwerking:                                                                            

 = 100 meter/10,8  seconden = 9,3 meter/seconden

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de afkorting van
1: meter
2: seconden
A
1: met 2: s
B
1: m 2: s
C
1: m 2: sec
D
1: met 2: sec

Slide 12 - Quizvraag

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven
Gevraagd
Uitwerking:                                                                            

 = 100 meter/10,8  seconden = 9,3 meter/seconden = 9,3 m/s

Slide 13 - Tekstslide

Een atleet loopt 500 meter in 50 seconden, bereken zijn gemiddelde snelheid
A
10 m/s
B
0,1 m/s
C
2500 m/s
D
25 m/s

Slide 14 - Quizvraag

Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometers per uur. 

Van m/s naar km/h doe je dus door 
1. x 3600
2. /1000

(Of in één keer: x3,6)

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel seconden zitten er in een uur?
A
60
B
1000
C
360
D
3600

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel meter past in een kilometer
A
10
B
100
C
1000
D
10000

Slide 17 - Quizvraag

Johan fietst met een snelheid van 5,5 m/s, hoeveel km/h is dat?
A
5,5 x 3600 / 1000= 19,8
B
5,5
C
5,5 x 1000 / 3600 = 1,53
D
55

Slide 18 - Quizvraag

Van gemiddelde snelheid terug naar afstand
Als je de gemiddelde snelheid en de tijd weet, kun je de afstand uitrekenen. 

s is afstand
t is tijd
v is snelheid 

Denk zelf eerst eens na over de volgende vraag:

Slide 19 - Tekstslide

Ik fiets met 15 km/h naar school, daar doe ik een uur over. Hoeveel km moet ik fietsen?
A
5 km
B
15 km
C
30 km
D
1,5 km

Slide 20 - Quizvraag

Afstand berekenen
Het gedeeld door streepje in km/h mag je lezen als het woordje 'per'.
Als ik 15 km/h fiets, fiets ik dus 15 kilometer per uur
Dan reken ik dus uit: snelheid x tijd = 15 km/h x 1 h = 15 km

De formule voor afstand is 

Slide 21 - Tekstslide

Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is.
Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?
A
28 / 3,5 = 8 km
B
28 / 3,5 x 3,6 = 28,8 km
C
28 x 3,5 = 98 km
D
28 x 3,5 x 3,6 = 352,8 km

Slide 22 - Quizvraag

0

Slide 23 - Video

Aan de slag
Wat: lees § 5.2 en maak de online opdrachten 
Hoe: In stilte, muziek mag in! 
Hulp: Geen 
Huiswerk: opgave 1 tm 11 van paragraaf 5.2 
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 24 - Tekstslide