De staat als geluksmachine

De staat als geluksmachine
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De staat als geluksmachine

Slide 1 - Tekstslide

Spoorboekje
1. Recap vorige les: is de goede burger en goed mens?
2. De staat als geluksmachine?
3. Geluk en de staat volgens Aristoteles

Slide 2 - Tekstslide

1. Recap vorige les
Zijn een goed mens en een goede burger hetzelfde?

- Burger heeft als taak het behoud van de gemeenschap. Maar burgerdeugd hangt dus af van in wat voor samenleving je leeft
- Iedere burger heeft zijn eigen deugd, maar niet iedereen kan ook een goed mens zijn
- Samenleving bestaat uit ongelijke elementen en niet iedereen munt in hetzelfde uit


Slide 3 - Tekstslide

1. Recap vorige les
Hier waren we vorige les gebleven: betekent dit dan dat regeerders en geregeerden andere dingen moeten leren?

Despotische vorm van gezag: geregeerde moet luisteren en regeerder moet leren leiden
Gezag onder vrije mensen (polis): regeerder moet dit leren door eerst geregeerd te worden

"Dit is namelijk waar burgerdeugd in bestaat, dat een burger met het regeren over vrije mensen van beide zijden bekend is" (pag. 121)

Rolwisseling: kunnen regeren en geregeerd kunnen worden

Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een situatie waarin rolwisseling niet goed verloopt. Leg aan de hand van je voorbeeld uit waarom respect voor gezag en een goede samenleving bij elkaar horen.

Slide 5 - Open vraag

De staat als geluksmachine
Liberalisme: de staat is geen geluksmachine. Moet alleen voor het broodnodige zorgen en verder zijn mensen vrij om zelf iets van hun leven te maken --> vrijheid als kernwaarde

Aristoteles:  "Gegeven dat het ons doel is de beste staatsinrichting te ontdekken, en dit die is waaronder een staat het beste politieke bestel dat is waarin de gemeenschap het meest gelukkig kan zijn, valt in te zien dat geen onduidelijkheid mag bestaan over de vraag wat geluk is”

Slide 6 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
-Je handelt altijd volgens een doel (handelen is teleologisch)
-Poiesis: de handeling houdt op als het doel bereikt is (een schilderij maken)
-Praxis: het doel ligt in de handeling zelf (een spelletje spelen) 

Slide 7 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
Hoogste doel van het leven (als omvattende praxis) = gelukkig zijn

Drie vormen van geluk:
Zo veel mogelijk plezier en zoveel mogelijk pijn ( = hedonisme)
Erkend of geëerd worden door anderen
Inzicht

3. Is de hoogste vorm, maar niet de enige vorm van geluk

Slide 8 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
Ziel: de kern van iets dat leeft. Wat het in beweging zet en doet ontwikkelen.

3 soorten zielen:
Vegetatieve ziel: gericht op voeding, groei en voortplanting
Affectieve ziel: zintuigen, begeerte en beweging
Rationele ziel: de rede, het vermogen om het goede te kennen.

Slide 9 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
Deugd = goede karakter eigenschap

“Deugd is dus een karakterhouding om een weloverwogen keuze te maken, gelegen in een midden in relatie tot ons, dat bepaald is door een rationeel beginsel, en wel op de manier zoals de man met praktisch inzicht dat zou bepalen”

Slide 10 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
‘Gelegen in een midden’:
Je loopt op straat en ziet een oud vrouwtje dat beroofd wordt van haar handtasje

Te weinig                  Het midden            Te veel
Lafheid                      Moed                         Overmoed

‘Gelegen in een midden in relatie tot ons’:
Kan ik goed iemand overmeesteren?
Is die ander veel sterker dan ik?

Slide 11 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
‘Dat bepaald is door een rationeel beginsel’:
Het gaat dus om het juiste doen, op het juiste moment, op de juiste manier, met en bij de juiste mensen.
Pfff… lekker vaag.

Maar dan:
‘door een rationeel beginsel, en wel op de manier zoals de man met praktische inzicht dat zou bepalen’:
Het gaat dus om praktisch inzicht (phronesis) en dat kun je leren, namelijk door te kijken naar en te leren van iemand die zulk inzicht heeft. En door zo te oefenen.

Nog een tip van Ari: je moet voor je gevoel meer aan de kant van het andere uiterste gaan zitten en van daaruit verder verfijnen.

Slide 12 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
Om kort te gaan:
Geluk is gelegen in verwerkelijken van deugden

Eudaimonia (een goede ziel hebben) = het tot bloei komen als persoon, jezelf verwerkelijken

De staat is goed als diegene die regeren deugdzaam zijn.
Het doel van de staat is het verwerkelijken van deugdzaamheid.



Slide 13 - Tekstslide

Geluk en de staat volgens Aristoteles
De Kardinale Deugden:
Matigheid, zelfbeheersing (sophrosyne)
Moed, vasthoudendheid (andreia)
Verstandigheid, wijsheid (phronesis)

Rechtvaardigheid (dikaiosyne)

Geloofsdeugden:
Geloof (fides)
Hoop (spes)
Liefde (caritas)

Slide 14 - Tekstslide

Wat is burgerdeugd volgens Aristoteles?
A
Dat je je braaf gedraagt
B
Dat zowel kunt regeren als geregeerd kunt worden
C
Dat je kunt regeren
D
Dat je geregeerd kunt worden

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent hedonisme?
A
Dat je geluk ziet als heel veel filosoferen
B
Dat je geluk ziet als onbewogenheid
C
Dat je geluk ziet als genieten
D
Dat je geluk ziet als maat weten te houden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe weet je als regeerder wat je volgens Aristoteles moet doen?
A
Je moet goed luisteren naar wat het volk wil en daarnaar handelen
B
Je moet kijken naar wat er voor zorgt dat zoveel mogelijk mensen kunnen genieten
C
Je moet goed handelen door steeds de deugd te bepalen tussen twee uitersten
D
Je moet goed luisteren naar wat de gegoede klasse wil en daarnaar luisteren

Slide 17 - Quizvraag

Wat hoort volgens Aristoteles NIET bij het woord eudaimonia?
A
Gelukkig zijn
B
Een goede ziel hebben
C
Jezelf verwerkelijken
D
Je aan de wet houden

Slide 18 - Quizvraag

Wat heeft NIET met deugd te maken?
A
Het wordt bepaald door de staat wat een deugd is en wat niet
B
Het wordt bepaald door een wijs iemand zoals Meneer Hexspoor
C
Het wordt bepaald volgens een rationeel principe
D
Het wordt bepaald als een midden in relatie tot ons

Slide 19 - Quizvraag