5.90

Naar wie of wat verwijst: αὐτοῖσι (r. 1)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
inwoners van Aigina
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Naar wie of wat verwijst: αὐτοῖσι (r. 1)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
inwoners van Aigina

Slide 1 - Quizvraag

Op welke manier is het ptc ἐγειρόμενον (r. 2) gebruikt?
A
praedicatief
B
zelfstandig
C
bijvoeglijk

Slide 2 - Quizvraag

Op welke manier is het ptc Πυθόμενοι (r. 2) gebruikt?
A
praedicatief
B
zelfstandig
C
bijvoeglijk

Slide 3 - Quizvraag

Naar wie of wat verwijst:
Λακεδαιμόνιοι (r. 3)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
inwoners van Aigina

Slide 4 - Quizvraag

Op welke manier is het ptc μεμηχανημένα (r. 4) gebruikt?
A
praedicatief
B
zelfstandig
C
bijvoeglijk

Slide 5 - Quizvraag

Naar wie of wat verwijst:
σφέας (r. 4)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
Peisistratiden

Slide 6 - Quizvraag

τὰ ἐκ τῶν Ἀλκμεωνιδέων ..t/m ...τοὺς Πεισιστρατίδας (r. 3 t/m 5):
Leg in eigen woorden uit wat dit voor streken waren (gebruik de informatie die je hebt gelezen op p. 152)

Slide 7 - Open vraag

Naar wie of wat verwijst:
σφίσι (r. 6)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
Peisistratiden

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier is het ptc ἐόντας (r. 6) gebruikt?
A
praedicatief
B
zelfstandig
C
bijvoeglijk

Slide 9 - Quizvraag

Leg in eigen woorden uit waar ταῦτα (r.6) naar verwijst.

Slide 10 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat dan de twee συμφοραί waren.

Slide 11 - Open vraag

Naar wie of wat verwijst:
σφεας (r. 8)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
Peisistratiden

Slide 12 - Quizvraag

Waarmee congrueert
het ptc λέγοντες (r.8)?
A
τούτοισι
B
σφεας
C
οἱ χρησμοὶ
D
αὐτοῖσι

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kan je λέγοντες (r.8) het beste vertalen?
A
door te zeggen
B
hoewel ze zeiden
C
nadat zij hadden gezegd

Slide 14 - Quizvraag

lees de aantekeningen bij r.8.
Wat betekent πολλά τε καὶ ἀνάρσια dus letterlijk?

Slide 15 - Open vraag

Naar wie of wat verwijst:
αὐτοῖσι (r. 8)
A
Spartanen
B
Atheners
C
Alkmeoniden
D
Peisistratiden

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het antecedent van τῶν (r.9)?
A
Ἀθηναίων
B
αὐτοῖσι
C
πολλά τε καὶ ἀνάρσια
D
οἱ χρησμοὶ

Slide 17 - Quizvraag

Wie is Kleomenes?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het antecedent van τοὺς (r.11)?
A
τοὺς χρησμούς
B
τῆς ἀκροπόλιος
C
Ἀθηναίων
D
οἱ Πεισιστρατίδαι

Slide 19 - Quizvraag

Waarmee congrueert het ptc ἐξελαυνόμενοι (r.12)?
A
ὁ Κλεομένης
B
τοὺς χρησμούς
C
οἱ Πεισιστρατίδαι
D
τῷ ἱρῷ

Slide 20 - Quizvraag

Waarmee congrueert het ptc καταλειφθέντας (r.12)?
A
τοὺς χρησμούς
B
οἱ Πεισιστρατίδαι
C
τῷ ἱρῷ
D
ὁ Κλεομένης

Slide 21 - Quizvraag



Het aspect van Ἐκτήσατο (r.10) en ἔκτηντο (r.11)



Beide woorden zijn vormen van hetzelfde werkwoord.

Ἐκτήσατο is de aoristus en geeft aan dat het om een afgesloten handeling gaat. ἔκτηντο is een plusquamperfectum geeft het resultaat/ toestand aan als gevolg van een handeling.

Slide 22 - Tekstslide

Maak nu de structuuropdracht bij 5.91.

Slide 23 - Tekstslide