Voor- en achtervoegsels

Taal
Voor- en achtervoegels

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taal
Voor- en achtervoegels

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik weet wat voor- en achtervoegsels zijn.
  • Aan het einde van de les ken ik de betekenis van de voor- en achtervoegsels. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje voor het woord toevoegen; een voorvoegsel.
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.

Voorbeelden van voorvoegsels: her- : herexamen
                                                                    in- : informeel
                                                                    on- : onjuist

Een voorvoegsel heeft vaak wel een betekenis: on-  = niet; her- = opnieuw

Door te kijken naar een voorvoegsel kun je de betekenis van een woord beter achterhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Achtervoegsel
Achtervoegsels kunnen achter een woord geplakt worden. 
Betekenis verandert.

            Voorbeelden: -ig, -loos, -rijk
            
            Hand + ig = handig
            Uitzicht + loos = uitzichtloos

Slide 4 - Tekstslide

 Veelgebruikte voorvoegsels
Er zijn verschillende voorvoegsels, die allemaal iets anders betekenen.


voorvoegsel
betekenis
mis - 
slecht/verkeerd
on-
niet
her-
nog een keer

Slide 5 - Tekstslide

Noem 3 (woorden met) voorvoegsels

Slide 6 - Open vraag

Anti- = tegen                                     Mini- = heel klein 
Ex- = niet meer / vorige                Mis- = verkeerd, fout  
Her- = opnieuw                                Non- = niet, zonder 
Inter- = tussen                                  On- = niet 
Wan-   = slecht, verkeerd 

Slide 7 - Tekstslide

Een voorvoegsel is een...
A
voorzetsel
B
een deel van het woord met eigen betekenis
C
een deel van het woord zonder eigen betekenis
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN voorvoegsel?
A
mis-
B
inter-
C
ge-
D
aan-

Slide 10 - Quizvraag

Woord met voorvoegsel
Woord zonder voorvoegsel
Heropenen
Wangedrag
onrustig
Tafelkleed
Klaarmaken
Tekstboek
non-fictie
internationaal

Slide 11 - Sleepvraag

Opdracht uit het boek
Blz. 92 
opdracht 2 en 3

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel?
A
Een woord voor een ander woord
B
Een klein stukje voor het woord bijv. on of her
C
Iets wat achter een woord staat

Slide 13 - Quizvraag