Beco hoofdstuk 18.1 en 18.2

Vreemd vermogen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vreemd vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Wie van jullie heeft ook wel eens geld geleend?
Ja
Nee

Slide 2 - Poll

Wie van jullie heeft wel eens een product op rekening gekocht?
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Waarvoor zou jij in de toekomt willen lenen?

Slide 4 - Woordweb

Van wie leent een onderneming geld?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Benoem 2 leningen die een onderneming gebruikt

Slide 7 - Open vraag

Onderhandse lening
  • Er is contact tussen de verstrekker van de lening en de geldontvanger.
  • Er kan onderhandeld worden over de voorwaarden. 
  • Familieleden
  • Voordeel: Minder afsluitingskosten
  • Nadeel: Niet alle afspraken worden goed vastgelegd. 

Slide 8 - Tekstslide

Achtergestelde lening
  • Hoeft pas betaald te worden als alle andere schulden zijn terugbetaald. 
  • Lijkt op eigen vermogen.
  • Vaak van familie

Slide 9 - Tekstslide

Waarvoor leen je geld bij een hypothecaire lening?

Slide 10 - Open vraag

Welke twee soorten hypothecaire leningen waren er ook al weer?

Slide 11 - Open vraag

Verloop schuld
Verloop jaarlijkse uitgaven
Lineaire hypotheek

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn voordelen van een
lineaire hypotheek?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn voordelen van een
annuïteitenhypotheek?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

lezen 18.3 Obligatielening + 18.4 Leverancierskrediet
BLZ 247 t/m  249

Slide 18 - Tekstslide

Obligatie 
Dit is een stukje van een 'grote' lening: de obligatielening 

Couponrente = vast rentepercentage over de nominale waarde van de obligatie

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een voordeel van een obligatielening voor een onderneming?

Slide 20 - Open vraag

Obligatielening is
A
Kort Vreemd Vermogen
B
Lang Vreemd vermogen

Slide 21 - Quizvraag

Mijn hypotheek is een
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 22 - Quizvraag

Hypotheek
A
Eigen vermogen
B
Kort vreemd vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Telt niet mee

Slide 23 - Quizvraag

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 24 - Quizvraag

Een obligatielening wordt uitgegeven voor de koers van 98%.
Het interestpercentage van de obligatielening ligt:
A
hoger dan die van vergelijkbare obligaties
B
lager dan die van vergelijkbare obligaties
C
gelijk aan die van vergelijkbare obligaties

Slide 25 - Quizvraag

Obligatielening is
A
Kort Vreemd Vermogen
B
Lang Vreemd vermogen

Slide 26 - Quizvraag

Een nadeel van een obligatielening (voor een bedrijf) is:
A
teveel mensen hebben zeggenschap
B
de interestkosten drukken de winst
C
het is een erg dure lening
D
Zowel antwoord A, B als C zijn goed.

Slide 27 - Quizvraag

Leverancierskrediet
A
Eigen vermogen
B
lang vreemd vermogen
C
kort vreemd vermogen

Slide 28 - Quizvraag

een ander woord voor "ontvangen leverancierskrediet":
A
debiteuren
B
crediteuren
C
uitstel van betaling
D
vooruitbetaalde bedragen

Slide 29 - Quizvraag

Je bestelt online schoenen bij Zalando a € 100,-. Ze zullen over 2 dagen bezorgd worden. Er is sprake van leverancierskrediet / afnemerskrediet. Voor Zalando is deze € 100,- een activa / passiva
A
Leverancierskrediet Activa
B
Leverancierskrediet Passiva
C
Afnemerskrediet Activa
D
Afnemerskrediet Passiva

Slide 30 - Quizvraag

Aftekenen= daarna klaar? 
18. 4 t/m 18.5

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

antwoord vraag 1

Slide 37 - Open vraag

antwoord vraag 2

Slide 38 - Open vraag

Bedrijfseconomie
18.7 en 18.8

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide