Herhaling Who, Which, That, Whose

Unit 4
Betrekkelijke voornaamwoorden
Who
Which
That
Whose
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Unit 4
Betrekkelijke voornaamwoorden
Who
Which
That
Whose

Slide 1 - Tekstslide

Today

Herhaling who,which,whose,that
Quiz
Zelf gaan oefenen online

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

  1. Je kunt benoemen wanneer je Who,which,that, whose gebruikt
  2. Je kunt who,which,that,whose op juiste wijze toepassen in zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

personen
dingen / dieren
geeft bezit aan
personen / dieren / dingen
WHO
WHICH
WHOSE
THAT

Slide 6 - Sleepvraag

welke 2 woorden horen bij dieren en dingen?
A
who and that
B
who and which
C
which and that
D
whose and who

Slide 7 - Quizvraag

welke 2 woorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whose
D
whose and who

Slide 8 - Quizvraag

Jamy is the girl ..... phone was broken.
A
who/that
B
which / that
C
that
D
whose

Slide 9 - Quizvraag

Girls .... wear make-up have to wake up earlier than girls who don't.
A
who/that
B
which/that
C
that
D
whose

Slide 10 - Quizvraag

That is the dog which / who / whose saved his owner.
A
who
B
whose
C
which

Slide 11 - Quizvraag

..... car is that?
A
who
B
which
C
whom
D
whose

Slide 12 - Quizvraag

Farid is someone ... speaks very slowly.
A
who, that, x
B
who, that
C
which, whose
D
whom, x

Slide 13 - Quizvraag

Write a sentence which uses which/that/who/whose.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Link

WHERE??
Pages 59, 69, 113 Textbook

Slide 16 - Tekstslide