Les 5 week 41 Nederlands

Les 5
Les Nederlands 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 5
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg: 
Werkwoordspelling Engelse werkwoorden
Leerwerkboek Starttaal blz 46 Theorie 3
Leerwerkboek Starttaal blz 49 Theorie 5
Tegenwoordig deelwoord





Kinderboekenweek 2021

Slide 2 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide


Welke Engelse werkwoorden ken je?

Slide 4 - Open vraag

0

Slide 5 - Video

Engelse ww
-Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
-Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan 
faken --> stam: fake --> hij fake+t (tt)
                                           --> hij fake+te

Slide 6 - Tekstslide

Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Bij de meeste werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

maar..... let op de uitspraak           -n
Maar..... let op de uitspraak -n

Slide 8 - Tekstslide


Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 9 - Quizvraag


Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 10 - Quizvraag


Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 11 - Quizvraag


Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 12 - Quizvraag


Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 13 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord
Bellend reed ze op de fiets

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Het tegenwoordig deelwoord

Renske werkt graag staand.
Job rende gillend weg.

Het tegenwoordig deelwoord beschrijft iets dat aan de gang is of was.
Vaak geeft het aan dat twee handelingen tegelijk plaatsvonden.
bv bellen en fietsen, lopen en huilen, stampen schreeuwen.
Ik ging lopend naar mijn werk.
Al bellend zat ik op de fiets.
- schrijf het werkwoord + d.
bellend, huilend, stampend
Ik ging lopen-d naar mijn werk.
Rosita ziet er stralen-d uit.
Tegenwoordig deelwoord

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Mijn favoriete kinderboek.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is voorlezen eigenlijk? 
Voorlezen: Een geschreven verhaal hardop lezen. Een voorlezer is gebonden aan de tekst op het papier. Geschreven taal klinkt anders dan gesproken taal en bevat meer moeilijke woorden. 

Zorg dat je het verhaal kent, wordt de verteller.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het nut van het voorlezen van een kinderboek? 

Slide 20 - Woordweb

Wat is het nut van het voorlezen van een kinderboek? 
Het is zinvol voor de taalontwikkeling van kinderen en de uitbreiding van hun woordenschat. Dit geldt voor zowel jonge als oudere kinderen. 
Ze leren niet alleen nieuwe woorden, maar ook hoe een zin goed is opgebouwd. 

Slide 21 - Tekstslide

Taalvaardigheid. 
Het aantal woorden dat een kind per uur ter horen krijgt is van invloed op de taalontwikkeling. Door dagelijks een kwartier voor te lezen, vergroot je de taalvaardigheid van de leerlingen. 
Taalvaardigheid: De mate waarin je een taal kunt spreken, lezen en schrijven. 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 
Zoek/ bedenk een jeugdboek/voorleesboek waar je speciale herinneringen aan hebt.
  • Titel, auteur, illustrator, serie (eventueel)
  • Korte beschrijving inhoud van het boek.
  • Waarom is het boek bijzonder voor je?
  • Wat voor invloed had het boek op je?
  • Zou je dit boek gebruiken om voor te lezen in de klas/ opvang?

Slide 23 - Tekstslide

Uitvoeren: 

* Opdracht Kinderboekenweek
* werken in studiemeter
* maken opdrachten leerwerkboek


Slide 24 - Tekstslide