pronom personnel

LE PRONOM PERSONNEL
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

LE PRONOM PERSONNEL

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Le COD et COI
We noemen het lijdend vw in het Frans:  Complément d'OBJET DIRECT
Exemple: J'écris une lettre 
"une lettre" = C.O.D volgt DIRECT de persoonsvorm

We noemen het meew. vw in het Frans: Complément d'OBJET INDIRECT
Exemple: J'écris une lettre à mon père:
"à mon père" = C.O.I volgt INDIRECT de persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp/ cod
Je kan het lijdend vw vervangen door een persoonlijke vnw
le (mnl ev)
la (vrl ev)
l' (mnl/vrl/ ev beginnend met klinker of stomme h
les (mv)

Slide 4 - Tekstslide

Des exemples
J'aime le programme > le
Je regarde la série > la 
J'enregistre  les émissions > les 

Slide 5 - Tekstslide

De plaats van het pronom
We plaatsen het PRONOM OBJET DIRECT / INDIRECT
vóór de persoonsvorm. Maar.....als er een infinitief in de zin staat, dan plaatsen we het pronom vóór de infinitief.
Exemples:
Je donne une fleur à ma mère   
Je la donne à ma mère        
      
Je vais donner des fleurs à ma mère 
Je vais les donner à ma mère        


Slide 6 - Tekstslide

J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.

Slide 7 - Quizvraag

Il va raconter les histoires.
A
Il va le raconter.
B
Il va la raconter.
C
Il va les raconter.
D
Il va raconter les.

Slide 8 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp
Je herkent het meewerkend voorwerp aan het voorzetsel à
Je kan het meewerkend vw (incl. à)  vervangen door een pronom pers.
lui (mnl ev/ vrl ev)
leur (mnl ev/ vrl ev)

Slide 9 - Tekstslide

Exemples:


Je donne le cahier à mon frère > lui
J'écris ce texto à ma copine > lui
Je téléphone à mes amis >  leur
J'offre ce cadeau aux filles > leur

Slide 10 - Tekstslide

De plaats van het pronom
We plaatsen het PRONOM OBJET DIRECT / INDIRECT
vóór de persoonsvorm. Maar.....als er een infinitief in de zin staat, dan plaatsen we het pronom vóór de infinitief.
Exemples:
Je donne une fleur à ma mère   
Je lui donne une fleur      

Je vais donner une fleur aux  invités 
Je vais leur donner une fleur 
Je vais la lui donner  

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Le prof pose des questions aux élèves
A
Le prof leur pose des questions
B
Le prof les pose des questions
C
Le prof pose des questions à leur

Slide 13 - Quizvraag

Je demande de l'aide au prof.
A
Je la demande de l'aide
B
Je le demande de l'aide
C
Je lui demande de l'aide
D
Je leur demande de l'aide.

Slide 14 - Quizvraag

Lijdend vw en meewerkend vw
Je kan ze in de zin beiden vervangen; dan krijg je in de zin eerst het lijdend voorwerp en en daarna het meewerkend voorwerp:
Je vais dire la vérité aux voisins 
Je vais la leur dire


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les Français aiment beaucoup les films artistiques

Slide 17 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 18 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 19 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 20 - Open vraag

Des questions??? 
prépare ex. 37bc

Slide 21 - Tekstslide