H7 Duurzaam leven SO1

Thema 7 
Duurzaam leven
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 
Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
1.  De mens en het milieu
2. Voedselproductie
3. Duurzame landbouw
5. Klimaatverandering
6. Water, bodem en afval

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS 7.1 Leerdoelen
Je kunt 6 manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu

Je kunt de belangrijkste milieuproblemen, de oorzaken daarvan en mogelijke tegenmaatregelen noemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afhankelijkheid van het milieu
- Zuurstof
- Water
- Voedsel
- Energie
- Grondstoffen
- Recreatie

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen die je moet kunnen toelichten:

Mensen zijn afhankelijk van het milieu. 
Mensen zijn op zes manieren afhankelijk van het milieu:
• Voor zuurstof; die halen we uit de lucht.
• Voor water; dat halen we uit de bodem en uit rivieren.
• Voor voedsel; dat maken planten voor ons.
• Voor energie; die halen we uit fossiele brandstoffen en uit wind, zon en water.
• Voor grondstoffen; die halen we uit de bodem en uit planten en dieren.
• Voor ontspanning; die vinden we door recreatie in de natuur (zoals fietsen, sporten en wandelen).
Invloed op het milieu
Mensen halen stoffen uit het milieu zoals grondstoffen en water
Maar we voegen er ook stoffen aan toe, bijvoorbeeld afval en uitlaatgassen. 

Daardoor ontstaan er milieuproblemen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie soorten milieuproblemen:
  • Vervulling: schadelijke stoffen toevoegen aan het milieu.  Een vorm van luchtvervuiling is smog. Dit is lucht die is vervuild door rook en uitlaatgassen

Slide 6 - Tekstslide

smog is Ozon (O3) is een gas dat zowel hoog in de atmosfeer, als dicht bij het aardoppervlak voorkomt. Hoog in de atmosfeer, in de stratosfeer, komt ozon van nature voor en beschermt ons tegen schadelijk UV-licht.


Er zijn drie soorten milieuproblemen:

  • Uitputting: meer stoffen uit het milieu halen dan de natuur kan aanvullen.




Slide 7 - Tekstslide

aardolie 
grondstoffen mineralen etc 

Er zijn drie soorten milieuproblemen:
  • Aantasting: het gebruiken van grond voor landbouw, industrie en woningen. Hierdoor verdwijnen natuurlijke ecosystemen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken milieuproblemen
  • overbevolking en de manier van leven van de mens.
  • Tegenwoordig: acht miljard mensen

  • Voedsel nodig/ plek om te wonen
  • spullen kopen/ auto's nodig
  • grond voor landbouw, huizen, wegen en industrie
  • acht miljard mensen maken veel afval

Slide 9 - Tekstslide

Overbevolking betekent dat er zó veel mensen op aarde zijn, dat er problemen ontstaan. 

Al die mensen hebben voedsel nodig en een plek om te wonen. Ze kopen spullen en rijden in auto’s. Mensen gebruiken daardoor veel grond voor landbouw, huizen, wegen en industrie. Ook maken acht miljard mensen samen veel afval. De overbevolking en de manier van leven zorgen zo voor vervuiling, uitputting en aantasting.
Klimaatverandering
Mensen gebruiken gas, olie en steenkool voor energie

Hierdoor ontstaat veel koolstofdioxide, wat in de lucht terecht komt

Heftige weersomstandigheden zoals stormen en droogte

Slide 10 - Tekstslide

Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen ontstaat koolstofdioxide. Dat is een broeikasgas.

Doordat we veel energie gebruiken, komen er veel broeikasgassen in de lucht. Daardoor wordt het warmer op aarde

Gevolgen van de klimaatverandering zijn onder andere:
• Vaker extreme weersomstandigheden, zoals hevige stormen en droogte.
• Stijging van de zeespiegel, waardoor laaggelegen gebieden overstromen.
Afname Biodiversiteit
Biodiversiteit= verschillende planten en dieren

Het gaat om de balans. 
Op het moment dat organismen (dieren, planten) verdwijnen is de balans weg.

Slide 11 - Tekstslide

Door aantasting van het milieu is er steeds minder natuur. Daardoor verdwijnen er planten- en diersoorten.
Maatregelen om de vervuiling en de klimaatcrisis tegen te gaan
Duurzame ontwikkeling houdt in dat:

  • grondstoffen vaker worden hergebruikt
  • zo min mogelijk energie wordt gebruikt
  • energie hernieuwbaar is
  • zo min mogelijk afval wordt geproduceerd
  • uitstoot van schadelijke stoffen en broeikasgassen wordt beperkt
  • het milieu niet wordt belast

Slide 12 - Tekstslide

Als mensen gaan leven op een manier waardoor de aarde ook in de toekomst leefbaar blijft, noem je dat duurzame ontwikkeling. 
Wat ga je doen
Malmberg
BS 7.1
Opdracht 1 t/m 6

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7 
Duurzaam leven

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
1.  De mens en het milieu
2. Voedselproductie
3. Duurzame landbouw
5. Klimaatverandering
6. Water, bodem en afval

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur
Grote akker met één soort gewas.

Voordelen
-boeren snel en gemakkelijk de bodem kunnen bewerken en oogsten. 
-hoge voedselopbrengst voor lage prijzen.

Oogst van suikerbieten.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadeel monocultuur
-grote kans op een plaag.
veel dieren van één soort die de voedingsgewassen aantasten
-ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën en schimmels, kunnen sneller verspreiden.

Om voedingsgewassen te beschermen tegen plagen en ziekten, gebruiken akkerbouwers bestrijdingsmiddelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bodembewerking
Planten hebben mineralen nodig om te groeien.
Door een monocultuur raakt de grond snel uitgeput (raken op!).

Bemesting
-de boer voegt weer mineralen aan de bodem toe.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bemesting
Dit kan met
-Stalmest: uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren.
Reducenten breken de mest af waardoor mineralen vrijkomen.

-Kunstmest: gemaakt in een fabriek.
Precies de mineralen aan de bodem toevoegen die de voedingsgewassen nodig hebben.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermesting
-is wanneer planten niet alle mineralen opnemen. 
Een deel van de mineralen komt terecht in de bodem en in het water. De mineralen zorgen daar voor verzuring en vermesting:

-Verzuring: bomen, planten en waterdieren worden vatbaarder voor ziekten
-Vermesting: er komen te veel mineralen in het water. Daardoor raakt het biologisch evenwicht verstoord.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veeteelt
Ook bij landbouwhuisdieren zijn er manieren om de productie te verhogen:
-In Nederland hebben veel veeteeltbedrijven weinig grond met veel dieren. Deze manier van veeteelt heet intensieve veehouderij.
Nadelen:
-mestoverschot: Deze mest zorgt voor veel uitstoot van schadelijke stoffen, zoals ammoniak. De darmgassen van vee bevatten veel methaan, een belangrijk broeikasgas.
-dierenwelzijn:  dieren verblijven in grote aantallen in hokken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

veredeling
boek afb 3 blz 151

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies










Over cultuurplanten 
47. Brassica: van bloemkool tot zuurkool
In het album "Asterix en de Belgen", maken Asterix en Obelix en de Belgen het Julius Caesar weer eens moeilijk. Zo moeilijk dat Julius een debat in de Romeinse senaat moet onderbreken en dat was nog wel een debat over de problemen van de brassica kwekers in de buurt van Pisa! Toch een zeer belangrijk onderwerp vond de geachte senator, maar Julius Caesar dacht daar duidelijk anders over. Toch gaat het dit keer niet over de oorlog in Gallië maar over brassica: kool dus. En zoals uit het voorgaande blijkt is kool een groente met een zeer lange geschiedenis. Want dat soort zaken kloppen altijd in de albums van Asterix en Obelix. 
Iemand stuurde mij een mailtje naar aanleiding van een eerder artikel over groente met de vraag of ik hem uit de doolhof van namen van koolsoorten wou helpen. Dat wou ik wel, maar eenvoudig bleek het allemaal niet te zijn en zijn vraag ging dan nog maar alleen over de koolsoorten waarvan wij de wortels en stengels eten. Meestal eten we de bladeren, de knoppen of de bloemen. Nu dus een poging om een beetje lijn te brengen in de hele brassica familie die wij mensen al zo'n 5000 jaar kweken en eten. 
Koolsoorten: koolraap, paksoi, bloemkool, koolrabi 
Plantkundige indeling
De meest voor de hand liggende indeling bij gekweekte en veredelde planten is altijd eerst kijken met welke wilde planten men eigenlijk ooit begonnen is. Koolsoorten horen allemaal bij de kruisbloemen. Als je een keer de boerenkool in bloei laat komen is dat meteen duidelijk. Maar mensen die zelf kool verbouwen laten ze zelden in bloei komen en onze koolplanten lijken maar heel weinig op het wilde koolzaad in de berm. Toch is het wilde koolzaad wel nauw verwant, het is ook een brassica soort, maar het blijkt al moeilijk om binnen de kruisbloemen zo op het oog te bepalen welke bij de brassica familie horen. 
Dank zij de DNA analyses is het tegenwoordig relatief eenvoudig om na te gaan hoe de familierelaties in elkaar zitten. Maar in het geval van de koolsoorten, blijkt een Koreaans-Japanse geleerde dat al in 1935 bedacht en aangetoond te hebben! En dat leverde wel verrassingen op: de koolsoorten blijken 3 of 6 stamvaders te hebben. Het schema van de onderlinge verwantschap staat bekend als de "Driehoek van U". 
"Driehoek van U" met de verwantschappen tussen de wilde koolsoorten (Brassica spec.) 
In het schema staande Latijnse namen; hieronder de Nederlandse. De nummers geven dezelfde soorten. De 3 stamvaders van de koolsoorten zijn: 
1. raapzaad (met 10 paren chromosomen), 
2. wilde kool (met 9 paren) en 
3. zwarte mosterd (met 8 paren).
Om aan 6 stamvaders te komen, ontstonden er natuurlijke, spontane kruisingen tussen de eerste drie, maar daarbij werd het aantal paren chromosomen gewoon opgeteld. Dat gewoon optellen is niet gebruikelijk bij kruisingen, maar ook niet uniek. Zo ontstonden dus 3 nieuwe soorten: 
4. raapzaad + wilde kool levert koolzaad met 19 paren chromosomen, 
5. raapzaad + zwarte mosterd levert serepta-mosterd met 18 paren, 
6. wilde kool + zwarte mosterd levert Abessijnse kool (of mosterd) met 17 paren. 
Hiermee mochten de mensen rond het Middellands Zeegebied zo'n 3000 jaar voor Christus gaan kweken en veredelen. De laatste twee (de nummers 5 en 6) hebben niet zoveel eetbaars opgeleverd dus die laten we maar even buiten beschouwing. 
- Van raapzaad (no.1) stamt bijvoorbeeld ons huidige raapzaad en de raapstelen, maar ook de Chinese kool. 
- Van de wilde kool (no.2) stammen de meeste koolsoorten zoals boerenkool, bloemkool en spruitjes maar ook koolrabi (lichtgroene bolletjes). 
- Van de zwarte mosterd (no.3) gebruiken we niet zoveel afstammelingen. De meeste mosterd is zelfs gele mosterd, wel heel dicht familie, maar meestal niet tot de brassica gerekend. 
- De kruising raapzaad + wilde kool (no.4) was wel interessant en leverde ons koolzaad en koolraap (grote, bruinig gele knollen). 
Waarschijnlijk koolzaad, het insect is een blindwants Closterotomus norwegius 
De keukenindeling
Onze voorouders hebben zich natuurlijk niet bezig gehouden met theoretische verhalen zoals hierboven. Ze waren geïnteresseerd in eten en het eerste wat ze deden was wilde kool uitzoeken met grote bladeren. Toen ze die gingen kweken ontstonden planten met steeds grotere bladeren waarschijnlijk het meest gelijkend op onze boerenkool of op de Italiaanse "zwarte kool" met blauwgroen blad. Van de kool met alleen losse bladeren heeft men sporen gevonden in nederzettingen uit de bronstijd in Zwitserland en Duitsland. Ten noorden van de Alpen was dit dus een van de eerste gekweekte groenten. 
Maar naar mate de koolbladeren groter (en dus ouder) worden zijn ze ook taaier en blijkbaar waren er toen al fijnproevers die liever de kleine zachtere blaadjes in het hart van de kool aten. In ieder geval ze selecteerden daarop en dat leverde rond de tijd van Julius Caesar de eerste kolen op met een krop: een bol in het midden. Waarschijnlijk zag die er ongeveer uit als onze Savooie kool en alle andere "bollen" stammen hier van af: witte kool, rode kool, spitskool, maar niet de Aziatische varianten zoals Chinese kool en paksoi want die zijn uit raapzaad gekweekt. In die tijd kende men ook al zuurkool dus die zou zelfs nog ouder kunnen zijn dan de kool in bolvorm. Men maakte zuurkool om de kool te kunnen bewaren voor de winter door witte of groene kool te zouten en te laten fermenteren. 
Rond diezelfde tijd, het begin van onze jaartelling, werd in de buurt van Duitsland de koolrabi gekweekt. Bij koolrabi eet men niet de bladeren maar de verdikte stengel. Nog verrassender vind ik dat aan het einde van de Middeleeuwen de Italianen op het idee kwamen om de bloemknoppen te gaan eten. Het idee lijkt nogal decadent maar het heeft ons de bloemkool en de broccoli opgeleverd, allebei afstammelingen van de wilde kool. De laatste belangrijke ontwikkeling vanuit de wilde kool kwam rond 1750 uit België: de spruitjes, in het Engels Brusselse spruitjes genoemd. Spruitjes zijn in feite de niet uitgegroeide okselknoppen van de wilde kool. 
Raapzaad en koolzaad zijn vooral bekend als leveranciers van plantaardige olie. Raapzaad is ook in Noord-Europa een inheemse wilde plant en is daar mogelijk de eerste olieleverancier geweest misschien samen met huttentut, ook een gele kruisbloem maar geen brassica. Maar koolzaad werd in het Middellandse Zee gebied al eerder gebruikt en heeft ook in het Noorden raapzaad vervangen als spijsolie omdat raapolie bitterder is. Raapzaad en koolzaad werden zeker vanaf de 13e eeuw verbouwd en het lijkt erop dat de teelt zich vanuit Nederland en België heeft verspreid. Misschien is het toeval maar de 13e eeuw was ook de tijd dat hier de eerste watermolens (oliemolens?) werden gebouwd. Raapzaad en vooral koolzaad zijn nog steeds belangrijk, maar in het verleden waren ze, met boter, de belangrijkste leverancier van vloeibare oliën en vetten boven de Alpen en niet alleen in gebruik als spijsolie maar ook voor verlichting. De oliemolens verwerkten vooral deze zaden. Tegenwoordig is er weer nieuwe interesse in deze planten als mogelijke leveranciers van ecologische dieselolie. 
Waarschijnlijk is de olie uit de zaden ook de aanleiding geweest voor de mensen om deze planten te gaan kweken, andere plantendelen werden waarschijnlijk niet gegeten. Bij koolraap, knolraap, meiraapjes en stoppelknollen zijn de mensen vooral geïnteresseerd in de eetbare verdikte wortels. Koolzaad en koolraap zijn gekweekt uit de kruising van raapzaad en wilde kool, de andere stammen direct af van raapzaad. 
Mosterd na de kool
Een aantal soorten van de brassica familie noemt men mosterd in plaats van kool. Dat slaat vooral op het gebruik en minder op de plant zelf. Om mosterd te maken kneust of maalt men de zaden en vermengt die met azijn en ev. zout of suiker en wat bindmiddel. Mosterd is al duizenden jaren in gebruik als smaakmaker en in onze omgeving populair omdat de planten hier gemakkelijk verbouwd konden worden en mosterd dus goedkoop was. Veel boeren verbouwden zelf hun mosterdzaad en maakten hun eigen mosterd. 
Zoals uit de namen blijkt kun je van verschillende brassica soorten mosterd maken maar de beste mosterd komt van zwarte mosterd (Brassica nigra) en van gele mosterd of witte mosterd (Sinapis alba) die wel een kruisbloem is, maar meestal niet tot de brassica familie wordt gerekend. Het zwart en geel slaat op de kleur van de zaden. Welke soort de boeren vroeger verbouwden weet ik niet. Zwarte mosterd is inheems maar de gele verwildert hier, dus die doet het ook goed en het schijnt dat ook wel herik (Sinapis arvensis) gebruikt werd voor zogenaamde boerenmosterd. (Meer over mosterd: (zie 40) 
De eenvoud is maar schijn 
Kool en mosterd horen bij de 'eenvoudige' keuken en ook hun bloemen lijken eenvoudig, maar daaronder blijkt dus een bijzonder ingewikkelde botanisch systeem te zitten. En alsof dat nog niet genoeg was heeft de mens ook nog een zeer groot aantal cultivars op de wereld gezet waarvan je soms nauwelijks kunt voorstellen dat het één plant is botanisch gezien. 
Broccoli Romanesco met ingewikkelde gedraaide 'torens' opgebouwd volgens de Fibonacci reeksen (zie 20) 
Jan van Dingenen - 2010, zie ook Bronnen 
Naschrift 
De genoemde Koreaans-Japanse botanicus had een Koreaanse vader en een Japanse moeder en woonde en werkte aanvankelijk in Japan. Hij is geboren in 1898 en tot 1950 was de relatie tussen Japan en Korea uiterst moeilijk om het maar voorzichtig te zeggen. Dat heeft zijn leven en werken er niet gemakkelijker op gemaakt. 
Zijn Koreaanse naam is in het Engels "Woo Jang-choon", met "Woo" als familienaam. In de Engelse wetenschappelijke literatuur wordt hij (door zijn publicaties vanuit Japan) "Nagaharu U" genoemd met "U" als familie naam en "Nagaharu" dus als voornaam. En vandaar de "Driehoek van U". 
Die verschillende namen zijn een verrassend effect van het gebruik in verschillende talen van dezelfde tekens (karakters), die meestal eeuwen geleden een Chinese oorsprong hadden. Die karakters betekenen in het Chinees, Japans en Koreaans nog steeds ongeveer hetzelfde, maar de uitspraak kan in de drie talen totaal verschillend zijn! Het gevolg is dat bijvoorbeeld een Chinees en Japanner elkaars namen in karakters wel kunnen lezen, maar dat ze niet kunnen zeggen hoe die ander in zijn eigen taal heet! 










Over cultuurplanten 
47. Brassica: van bloemkool tot zuurkool
In het album "Asterix en de Belgen", maken Asterix en Obelix en de Belgen het Julius Caesar weer eens moeilijk. Zo moeilijk dat Julius een debat in de Romeinse senaat moet onderbreken en dat was nog wel een debat over de problemen van de brassica kwekers in de buurt van Pisa! Toch een zeer belangrijk onderwerp vond de geachte senator, maar Julius Caesar dacht daar duidelijk anders over. Toch gaat het dit keer niet over de oorlog in Gallië maar over brassica: kool dus. En zoals uit het voorgaande blijkt is kool een groente met een zeer lange geschiedenis. Want dat soort zaken kloppen altijd in de albums van Asterix en Obelix. 
Iemand stuurde mij een mailtje naar aanleiding van een eerder artikel over groente met de vraag of ik hem uit de doolhof van namen van koolsoorten wou helpen. Dat wou ik wel, maar eenvoudig bleek het allemaal niet te zijn en zijn vraag ging dan nog maar alleen over de koolsoorten waarvan wij de wortels en stengels eten. Meestal eten we de bladeren, de knoppen of de bloemen. Nu dus een poging om een beetje lijn te brengen in de hele brassica familie die wij mensen al zo'n 5000 jaar kweken en eten. 
Koolsoorten: koolraap, paksoi, bloemkool, koolrabi 
Plantkundige indeling
De meest voor de hand liggende indeling bij gekweekte en veredelde planten is altijd eerst kijken met welke wilde planten men eigenlijk ooit begonnen is. Koolsoorten horen allemaal bij de kruisbloemen. Als je een keer de boerenkool in bloei laat komen is dat meteen duidelijk. Maar mensen die zelf kool verbouwen laten ze zelden in bloei komen en onze koolplanten lijken maar heel weinig op het wilde koolzaad in de berm. Toch is het wilde koolzaad wel nauw verwant, het is ook een brassica soort, maar het blijkt al moeilijk om binnen de kruisbloemen zo op het oog te bepalen welke bij de brassica familie horen. 
Dank zij de DNA analyses is het tegenwoordig relatief eenvoudig om na te gaan hoe de familierelaties in elkaar zitten. Maar in het geval van de koolsoorten, blijkt een Koreaans-Japanse geleerde dat al in 1935 bedacht en aangetoond te hebben! En dat leverde wel verrassingen op: de koolsoorten blijken 3 of 6 stamvaders te hebben. Het schema van de onderlinge verwantschap staat bekend als de "Driehoek van U". 
"Driehoek van U" met de verwantschappen tussen de wilde koolsoorten (Brassica spec.) 
In het schema staande Latijnse namen; hieronder de Nederlandse. De nummers geven dezelfde soorten. De 3 stamvaders van de koolsoorten zijn: 
1. raapzaad (met 10 paren chromosomen), 
2. wilde kool (met 9 paren) en 
3. zwarte mosterd (met 8 paren).
Om aan 6 stamvaders te komen, ontstonden er natuurlijke, spontane kruisingen tussen de eerste drie, maar daarbij werd het aantal paren chromosomen gewoon opgeteld. Dat gewoon optellen is niet gebruikelijk bij kruisingen, maar ook niet uniek. Zo ontstonden dus 3 nieuwe soorten: 
4. raapzaad + wilde kool levert koolzaad met 19 paren chromosomen, 
5. raapzaad + zwarte mosterd levert serepta-mosterd met 18 paren, 
6. wilde kool + zwarte mosterd levert Abessijnse kool (of mosterd) met 17 paren. 
Hiermee mochten de mensen rond het Middellands Zeegebied zo'n 3000 jaar voor Christus gaan kweken en veredelen. De laatste twee (de nummers 5 en 6) hebben niet zoveel eetbaars opgeleverd dus die laten we maar even buiten beschouwing. 
- Van raapzaad (no.1) stamt bijvoorbeeld ons huidige raapzaad en de raapstelen, maar ook de Chinese kool. 
- Van de wilde kool (no.2) stammen de meeste koolsoorten zoals boerenkool, bloemkool en spruitjes maar ook koolrabi (lichtgroene bolletjes). 
- Van de zwarte mosterd (no.3) gebruiken we niet zoveel afstammelingen. De meeste mosterd is zelfs gele mosterd, wel heel dicht familie, maar meestal niet tot de brassica gerekend. 
- De kruising raapzaad + wilde kool (no.4) was wel interessant en leverde ons koolzaad en koolraap (grote, bruinig gele knollen). 
Waarschijnlijk koolzaad, het insect is een blindwants Closterotomus norwegius 
De keukenindeling
Onze voorouders hebben zich natuurlijk niet bezig gehouden met theoretische verhalen zoals hierboven. Ze waren geïnteresseerd in eten en het eerste wat ze deden was wilde kool uitzoeken met grote bladeren. Toen ze die gingen kweken ontstonden planten met steeds grotere bladeren waarschijnlijk het meest gelijkend op onze boerenkool of op de Italiaanse "zwarte kool" met blauwgroen blad. Van de kool met alleen losse bladeren heeft men sporen gevonden in nederzettingen uit de bronstijd in Zwitserland en Duitsland. Ten noorden van de Alpen was dit dus een van de eerste gekweekte groenten. 
Maar naar mate de koolbladeren groter (en dus ouder) worden zijn ze ook taaier en blijkbaar waren er toen al fijnproevers die liever de kleine zachtere blaadjes in het hart van de kool aten. In ieder geval ze selecteerden daarop en dat leverde rond de tijd van Julius Caesar de eerste kolen op met een krop: een bol in het midden. Waarschijnlijk zag die er ongeveer uit als onze Savooie kool en alle andere "bollen" stammen hier van af: witte kool, rode kool, spitskool, maar niet de Aziatische varianten zoals Chinese kool en paksoi want die zijn uit raapzaad gekweekt. In die tijd kende men ook al zuurkool dus die zou zelfs nog ouder kunnen zijn dan de kool in bolvorm. Men maakte zuurkool om de kool te kunnen bewaren voor de winter door witte of groene kool te zouten en te laten fermenteren. 
Rond diezelfde tijd, het begin van onze jaartelling, werd in de buurt van Duitsland de koolrabi gekweekt. Bij koolrabi eet men niet de bladeren maar de verdikte stengel. Nog verrassender vind ik dat aan het einde van de Middeleeuwen de Italianen op het idee kwamen om de bloemknoppen te gaan eten. Het idee lijkt nogal decadent maar het heeft ons de bloemkool en de broccoli opgeleverd, allebei afstammelingen van de wilde kool. De laatste belangrijke ontwikkeling vanuit de wilde kool kwam rond 1750 uit België: de spruitjes, in het Engels Brusselse spruitjes genoemd. Spruitjes zijn in feite de niet uitgegroeide okselknoppen van de wilde kool. 
Raapzaad en koolzaad zijn vooral bekend als leveranciers van plantaardige olie. Raapzaad is ook in Noord-Europa een inheemse wilde plant en is daar mogelijk de eerste olieleverancier geweest misschien samen met huttentut, ook een gele kruisbloem maar geen brassica. Maar koolzaad werd in het Middellandse Zee gebied al eerder gebruikt en heeft ook in het Noorden raapzaad vervangen als spijsolie omdat raapolie bitterder is. Raapzaad en koolzaad werden zeker vanaf de 13e eeuw verbouwd en het lijkt erop dat de teelt zich vanuit Nederland en België heeft verspreid. Misschien is het toeval maar de 13e eeuw was ook de tijd dat hier de eerste watermolens (oliemolens?) werden gebouwd. Raapzaad en vooral koolzaad zijn nog steeds belangrijk, maar in het verleden waren ze, met boter, de belangrijkste leverancier van vloeibare oliën en vetten boven de Alpen en niet alleen in gebruik als spijsolie maar ook voor verlichting. De oliemolens verwerkten vooral deze zaden. Tegenwoordig is er weer nieuwe interesse in deze planten als mogelijke leveranciers van ecologische dieselolie. 
Waarschijnlijk is de olie uit de zaden ook de aanleiding geweest voor de mensen om deze planten te gaan kweken, andere plantendelen werden waarschijnlijk niet gegeten. Bij koolraap, knolraap, meiraapjes en stoppelknollen zijn de mensen vooral geïnteresseerd in de eetbare verdikte wortels. Koolzaad en koolraap zijn gekweekt uit de kruising van raapzaad en wilde kool, de andere stammen direct af van raapzaad. 
Mosterd na de kool
Een aantal soorten van de brassica familie noemt men mosterd in plaats van kool. Dat slaat vooral op het gebruik en minder op de plant zelf. Om mosterd te maken kneust of maalt men de zaden en vermengt die met azijn en ev. zout of suiker en wat bindmiddel. Mosterd is al duizenden jaren in gebruik als smaakmaker en in onze omgeving populair omdat de planten hier gemakkelijk verbouwd konden worden en mosterd dus goedkoop was. Veel boeren verbouwden zelf hun mosterdzaad en maakten hun eigen mosterd. 
Zoals uit de namen blijkt kun je van verschillende brassica soorten mosterd maken maar de beste mosterd komt van zwarte mosterd (Brassica nigra) en van gele mosterd of witte mosterd (Sinapis alba) die wel een kruisbloem is, maar meestal niet tot de brassica familie wordt gerekend. Het zwart en geel slaat op de kleur van de zaden. Welke soort de boeren vroeger verbouwden weet ik niet. Zwarte mosterd is inheems maar de gele verwildert hier, dus die doet het ook goed en het schijnt dat ook wel herik (Sinapis arvensis) gebruikt werd voor zogenaamde boerenmosterd. (Meer over mosterd: (zie 40) 
De eenvoud is maar schijn 
Kool en mosterd horen bij de 'eenvoudige' keuken en ook hun bloemen lijken eenvoudig, maar daaronder blijkt dus een bijzonder ingewikkelde botanisch systeem te zitten. En alsof dat nog niet genoeg was heeft de mens ook nog een zeer groot aantal cultivars op de wereld gezet waarvan je soms nauwelijks kunt voorstellen dat het één plant is botanisch gezien. 
Broccoli Romanesco met ingewikkelde gedraaide 'torens' opgebouwd volgens de Fibonacci reeksen (zie 20) 
Jan van Dingenen - 2010, zie ook Bronnen 
Naschrift 
De genoemde Koreaans-Japanse botanicus had een Koreaanse vader en een Japanse moeder en woonde en werkte aanvankelijk in Japan. Hij is geboren in 1898 en tot 1950 was de relatie tussen Japan en Korea uiterst moeilijk om het maar voorzichtig te zeggen. Dat heeft zijn leven en werken er niet gemakkelijker op gemaakt. 
Zijn Koreaanse naam is in het Engels "Woo Jang-choon", met "Woo" als familienaam. In de Engelse wetenschappelijke literatuur wordt hij (door zijn publicaties vanuit Japan) "Nagaharu U" genoemd met "U" als familie naam en "Nagaharu" dus als voornaam. En vandaar de "Driehoek van U". 
Die verschillende namen zijn een verrassend effect van het gebruik in verschillende talen van dezelfde tekens (karakters), die meestal eeuwen geleden een Chinese oorsprong hadden. Die karakters betekenen in het Chinees, Japans en Koreaans nog steeds ongeveer hetzelfde, maar de uitspraak kan in de drie talen totaal verschillend zijn! Het gevolg is dat bijvoorbeeld een Chinees en Japanner elkaars namen in karakters wel kunnen lezen, maar dat ze niet kunnen zeggen hoe die ander in zijn eigen taal heet! 









Over cultuurplanten 
47. Brassica: van bloemkool tot zuurkool
In het album "Asterix en de Belgen", maken Asterix en Obelix en de Belgen het Julius Caesar weer eens moeilijk. Zo moeilijk dat Julius een debat in de Romeinse senaat moet onderbreken en dat was nog wel een debat over de problemen van de brassica kwekers in de buurt van Pisa! Toch een zeer belangrijk onderwerp vond de geachte senator, maar Julius Caesar dacht daar duidelijk anders over. Toch gaat het dit keer niet over de oorlog in Gallië maar over brassica: kool dus. En zoals uit het voorgaande blijkt is kool een groente met een zeer lange geschiedenis. Want dat soort zaken kloppen altijd in de albums van Asterix en Obelix. 
Iemand stuurde mij een mailtje naar aanleiding van een eerder artikel over groente met de vraag of ik hem uit de doolhof van namen van koolsoorten wou helpen. Dat wou ik wel, maar eenvoudig bleek het allemaal niet te zijn en zijn vraag ging dan nog maar alleen over de koolsoorten waarvan wij de wortels en stengels eten. Meestal eten we de bladeren, de knoppen of de bloemen. Nu dus een poging om een beetje lijn te brengen in de hele brassica familie die wij mensen al zo'n 5000 jaar kweken en eten. 
Koolsoorten: koolraap, paksoi, bloemkool, koolrabi 
Plantkundige indeling
De meest voor de hand liggende indeling bij gekweekte en veredelde planten is altijd eerst kijken met welke wilde planten men eigenlijk ooit begonnen is. Koolsoorten horen allemaal bij de kruisbloemen. Als je een keer de boerenkool in bloei laat komen is dat meteen duidelijk. Maar mensen die zelf kool verbouwen laten ze zelden in bloei komen en onze koolplanten lijken maar heel weinig op het wilde koolzaad in de berm. Toch is het wilde koolzaad wel nauw verwant, het is ook een brassica soort, maar het blijkt al moeilijk om binnen de kruisbloemen zo op het oog te bepalen welke bij de brassica familie horen. 
Dank zij de DNA analyses is het tegenwoordig relatief eenvoudig om na te gaan hoe de familierelaties in elkaar zitten. Maar in het geval van de koolsoorten, blijkt een Koreaans-Japanse geleerde dat al in 1935 bedacht en aangetoond te hebben! En dat leverde wel verrassingen op: de koolsoorten blijken 3 of 6 stamvaders te hebben. Het schema van de onderlinge verwantschap staat bekend als de "Driehoek van U". 
"Driehoek van U" met de verwantschappen tussen de wilde koolsoorten (Brassica spec.) 
In het schema staande Latijnse namen; hieronder de Nederlandse. De nummers geven dezelfde soorten. De 3 stamvaders van de koolsoorten zijn: 
1. raapzaad (met 10 paren chromosomen), 
2. wilde kool (met 9 paren) en 
3. zwarte mosterd (met 8 paren).
Om aan 6 stamvaders te komen, ontstonden er natuurlijke, spontane kruisingen tussen de eerste drie, maar daarbij werd het aantal paren chromosomen gewoon opgeteld. Dat gewoon optellen is niet gebruikelijk bij kruisingen, maar ook niet uniek. Zo ontstonden dus 3 nieuwe soorten: 
4. raapzaad + wilde kool levert koolzaad met 19 paren chromosomen, 
5. raapzaad + zwarte mosterd levert serepta-mosterd met 18 paren, 
6. wilde kool + zwarte mosterd levert Abessijnse kool (of mosterd) met 17 paren. 
Hiermee mochten de mensen rond het Middellands Zeegebied zo'n 3000 jaar voor Christus gaan kweken en veredelen. De laatste twee (de nummers 5 en 6) hebben niet zoveel eetbaars opgeleverd dus die laten we maar even buiten beschouwing. 
- Van raapzaad (no.1) stamt bijvoorbeeld ons huidige raapzaad en de raapstelen, maar ook de Chinese kool. 
- Van de wilde kool (no.2) stammen de meeste koolsoorten zoals boerenkool, bloemkool en spruitjes maar ook koolrabi (lichtgroene bolletjes). 
- Van de zwarte mosterd (no.3) gebruiken we niet zoveel afstammelingen. De meeste mosterd is zelfs gele mosterd, wel heel dicht familie, maar meestal niet tot de brassica gerekend. 
- De kruising raapzaad + wilde kool (no.4) was wel interessant en leverde ons koolzaad en koolraap (grote, bruinig gele knollen). 
Waarschijnlijk koolzaad, het insect is een blindwants Closterotomus norwegius 
De keukenindeling
Onze voorouders hebben zich natuurlijk niet bezig gehouden met theoretische verhalen zoals hierboven. Ze waren geïnteresseerd in eten en het eerste wat ze deden was wilde kool uitzoeken met grote bladeren. Toen ze die gingen kweken ontstonden planten met steeds grotere bladeren waarschijnlijk het meest gelijkend op onze boerenkool of op de Italiaanse "zwarte kool" met blauwgroen blad. Van de kool met alleen losse bladeren heeft men sporen gevonden in nederzettingen uit de bronstijd in Zwitserland en Duitsland. Ten noorden van de Alpen was dit dus een van de eerste gekweekte groenten. 
Maar naar mate de koolbladeren groter (en dus ouder) worden zijn ze ook taaier en blijkbaar waren er toen al fijnproevers die liever de kleine zachtere blaadjes in het hart van de kool aten. In ieder geval ze selecteerden daarop en dat leverde rond de tijd van Julius Caesar de eerste kolen op met een krop: een bol in het midden. Waarschijnlijk zag die er ongeveer uit als onze Savooie kool en alle andere "bollen" stammen hier van af: witte kool, rode kool, spitskool, maar niet de Aziatische varianten zoals Chinese kool en paksoi want die zijn uit raapzaad gekweekt. In die tijd kende men ook al zuurkool dus die zou zelfs nog ouder kunnen zijn dan de kool in bolvorm. Men maakte zuurkool om de kool te kunnen bewaren voor de winter door witte of groene kool te zouten en te laten fermenteren. 
Rond diezelfde tijd, het begin van onze jaartelling, werd in de buurt van Duitsland de koolrabi gekweekt. Bij koolrabi eet men niet de bladeren maar de verdikte stengel. Nog verrassender vind ik dat aan het einde van de Middeleeuwen de Italianen op het idee kwamen om de bloemknoppen te gaan eten. Het idee lijkt nogal decadent maar het heeft ons de bloemkool en de broccoli opgeleverd, allebei afstammelingen van de wilde kool. De laatste belangrijke ontwikkeling vanuit de wilde kool kwam rond 1750 uit België: de spruitjes, in het Engels Brusselse spruitjes genoemd. Spruitjes zijn in feite de niet uitgegroeide okselknoppen van de wilde kool. 
Raapzaad en koolzaad zijn vooral bekend als leveranciers van plantaardige olie. Raapzaad is ook in Noord-Europa een inheemse wilde plant en is daar mogelijk de eerste olieleverancier geweest misschien samen met huttentut, ook een gele kruisbloem maar geen brassica. Maar koolzaad werd in het Middellandse Zee gebied al eerder gebruikt en heeft ook in het Noorden raapzaad vervangen als spijsolie omdat raapolie bitterder is. Raapzaad en koolzaad werden zeker vanaf de 13e eeuw verbouwd en het lijkt erop dat de teelt zich vanuit Nederland en België heeft verspreid. Misschien is het toeval maar de 13e eeuw was ook de tijd dat hier de eerste watermolens (oliemolens?) werden gebouwd. Raapzaad en vooral koolzaad zijn nog steeds belangrijk, maar in het verleden waren ze, met boter, de belangrijkste leverancier van vloeibare oliën en vetten boven de Alpen en niet alleen in gebruik als spijsolie maar ook voor verlichting. De oliemolens verwerkten vooral deze zaden. Tegenwoordig is er weer nieuwe interesse in deze planten als mogelijke leveranciers van ecologische dieselolie. 
Waarschijnlijk is de olie uit de zaden ook de aanleiding geweest voor de mensen om deze planten te gaan kweken, andere plantendelen werden waarschijnlijk niet gegeten. Bij koolraap, knolraap, meiraapjes en stoppelknollen zijn de mensen vooral geïnteresseerd in de eetbare verdikte wortels. Koolzaad en koolraap zijn gekweekt uit de kruising van raapzaad en wilde kool, de andere stammen direct af van raapzaad. 
Mosterd na de kool
Een aantal soorten van de brassica familie noemt men mosterd in plaats van kool. Dat slaat vooral op het gebruik en minder op de plant zelf. Om mosterd te maken kneust of maalt men de zaden en vermengt die met azijn en ev. zout of suiker en wat bindmiddel. Mosterd is al duizenden jaren in gebruik als smaakmaker en in onze omgeving populair omdat de planten hier gemakkelijk verbouwd konden worden en mosterd dus goedkoop was. Veel boeren verbouwden zelf hun mosterdzaad en maakten hun eigen mosterd. 
Zoals uit de namen blijkt kun je van verschillende brassica soorten mosterd maken maar de beste mosterd komt van zwarte mosterd (Brassica nigra) en van gele mosterd of witte mosterd (Sinapis alba) die wel een kruisbloem is, maar meestal niet tot de brassica familie wordt gerekend. Het zwart en geel slaat op de kleur van de zaden. Welke soort de boeren vroeger verbouwden weet ik niet. Zwarte mosterd is inheems maar de gele verwildert hier, dus die doet het ook goed en het schijnt dat ook wel herik (Sinapis arvensis) gebruikt werd voor zogenaamde boerenmosterd. (Meer over mosterd: (zie 40) 
De eenvoud is maar schijn 
Kool en mosterd horen bij de 'eenvoudige' keuken en ook hun bloemen lijken eenvoudig, maar daaronder blijkt dus een bijzonder ingewikkelde botanisch systeem te zitten. En alsof dat nog niet genoeg was heeft de mens ook nog een zeer groot aantal cultivars op de wereld gezet waarvan je soms nauwelijks kunt voorstellen dat het één plant is botanisch gezien. 
Broccoli Romanesco met ingewikkelde gedraaide 'torens' opgebouwd volgens de Fibonacci reeksen (zie 20) 
Jan van Dingenen - 2010, zie ook Bronnen 
Naschrift 
De genoemde Koreaans-Japanse botanicus had een Koreaanse vader en een Japanse moeder en woonde en werkte aanvankelijk in Japan. Hij is geboren in 1898 en tot 1950 was de relatie tussen Japan en Korea uiterst moeilijk om het maar voorzichtig te zeggen. Dat heeft zijn leven en werken er niet gemakkelijker op gemaakt. 
Zijn Koreaanse naam is in het Engels "Woo Jang-choon", met "Woo" als familienaam. In de Engelse wetenschappelijke literatuur wordt hij (door zijn publicaties vanuit Japan) "Nagaharu U" genoemd met "U" als familie naam en "Nagaharu" dus als voornaam. En vandaar de "Driehoek van U". 
Die verschillende namen zijn een verrassend effect van het gebruik in verschillende talen van dezelfde tekens (karakters), die meestal eeuwen geleden een Chinese oorsprong hadden. Die karakters betekenen in het Chinees, Japans en Koreaans nog steeds ongeveer hetzelfde, maar de uitspraak kan in de drie talen totaal verschillend zijn! Het gevolg is dat bijvoorbeeld een Chinees en Japanner elkaars namen in karakters wel kunnen lezen, maar dat ze niet kunnen zeggen hoe die ander in zijn eigen taal heet! 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veeteelt en ontbossing
Veeteelt is een belangrijke oorzaak van de ontbossing. Gronden worden gekapt en afgebrand. Door ontbossing verdwijnen natuurlijke ecosystemen (bv voor de soja, diervoeder productie). 
aantasting
uitputting
 vervuiling

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



veredeling bij landbouwhuisdieren



KI en IVF

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IVF

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen
uitgeprint opdracht maken

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7 
Duurzaam leven

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
1.  De mens en het milieu
2. Voedselproductie
3. Duurzame landbouw
5. Klimaatverandering
6. Water, bodem en afval

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur
Grote akker met één soort gewas.

Nadeel: plaag.




Om voedingsgewassen te beschermen tegen plagen en ziekten, gebruiken akkerbouwers bestrijdingsmiddelen

Oogst van suikerbieten.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische bestrijding
Om ziekten en plagen te bestrijden => pesticiden
Nadelen:
• Ze zijn niet-selectief (ze maken geen onderscheid).
•Een populatie kan resistent worden (ongevoelig voor het middel). 
• Er treedt bio-accumulatie op (ophoping in organismen).

Slide 34 - Tekstslide

Niet-selectief
Veel bestrijdingsmiddelen zijn niet-selectief. Dat betekent dat ze niet alleen de plaagdieren doden, maar ook andere organismen. Bestrijdingsmiddelen die wel maar één soort doden, zijn selectief.

Bio-accumulatie
Bestrijdingsmiddelen kunnen zich ophopen in organismen. Dieren krijgen de bestrijdingsmiddelen binnen, bijvoorbeeld met hun voedsel. De chemische stoffen worden opgeslagen in hun vetweefsel. Als het dier wordt opgegeten, komen de stoffen in de volgende schakel van de voedselketen. Daar worden ze ook opgeslagen in het vetweefsel. Zo komt er een ophoping van giftige stoffen in organismen hoger in de voedselketen (zie afbeelding 1). Die ophoping noem je bio-accumulatie.
De dieren aan de top van een voedselketen krijgen in verhouding de meeste bestrijdingsmiddelen in hun lichaam. Zij kunnen daaraan doodgaan.

Resistentie
Een derde nadeel van bestrijdingsmiddelen is dat een populatie er ongevoelig voor kan worden. Dit heet resistentie. Resistentie is erfelijk en ontstaat in een aantal stappen:
• Door genetische variatie zijn sommige individuen niet of minder gevoelig voor het bestrijdingsmiddel.
• Deze organismen overleven en planten zich voort.
• Hun nakomelingen erven de resistentie en overleven ook.
• De niet-resistente individuen gaan dood.
• Na een aantal generaties is de hele populatie resistent.

Als de populatie resistent is, kan er een nieuwe plaag komen. Om deze te bestrijden, is weer een ander bestrijdingsmiddel nodig.
Bio accumulatie

Slide 35 - Tekstslide

Niet-selectief
Veel bestrijdingsmiddelen zijn niet-selectief. Dat betekent dat ze niet alleen de plaagdieren doden, maar ook andere organismen. Bestrijdingsmiddelen die wel maar één soort doden, zijn selectief.

Bio-accumulatie
Bestrijdingsmiddelen kunnen zich ophopen in organismen. Dieren krijgen de bestrijdingsmiddelen binnen, bijvoorbeeld met hun voedsel. De chemische stoffen worden opgeslagen in hun vetweefsel. Als het dier wordt opgegeten, komen de stoffen in de volgende schakel van de voedselketen. Daar worden ze ook opgeslagen in het vetweefsel. Zo komt er een ophoping van giftige stoffen in organismen hoger in de voedselketen (zie afbeelding 1). Die ophoping noem je bio-accumulatie.
De dieren aan de top van een voedselketen krijgen in verhouding de meeste bestrijdingsmiddelen in hun lichaam. Zij kunnen daaraan doodgaan.

Resistentie
Een derde nadeel van bestrijdingsmiddelen is dat een populatie er ongevoelig voor kan worden. Dit heet resistentie. Resistentie is erfelijk en ontstaat in een aantal stappen:
• Door genetische variatie zijn sommige individuen niet of minder gevoelig voor het bestrijdingsmiddel.
• Deze organismen overleven en planten zich voort.
• Hun nakomelingen erven de resistentie en overleven ook.
• De niet-resistente individuen gaan dood.
• Na een aantal generaties is de hele populatie resistent.

Als de populatie resistent is, kan er een nieuwe plaag komen. Om deze te bestrijden, is weer een ander bestrijdingsmiddel nodig.
Biologische bestrijding 
bestrijden zonder giftige stoffen. 

Drie manieren van biologische bestrijding zijn: vruchtwisseling, natuurlijke vijanden en lokken.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.Vruchtwisseling
Bij vruchtwisseling verbouwt een boer nooit twee jaar achter elkaar hetzelfde gewas op een bepaald stuk grond.
Elk gewas is gevoelig voor bepaalde ziekten en plagen

Als je elk jaar een ander gewas op een stuk grond zet, verdwijnen de ziekteverwekkers voor het vorige gewas uit de bodem.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.Natuurlijke vijanden
Wordt bestrijdt met natuurlijke vijanden. 

Dat zijn dieren die van natuur de vijand zijn van de schadelijke soort. (plaag)


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.Lokken
het lokken van schadelijke insecten met geuren of geluiden.
De gelokte dieren worden gedood of onvruchtbaar gemaakt.

Slide 39 - Tekstslide

Op de kaart zit een plakkerige stof. De geur en de kleur lokken insecten.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 7 
Duurzaam leven

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
1.  De mens en het milieu
2. Voedselproductie
3. Duurzame landbouw
5. Klimaatverandering
6. Water, bodem en afval

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering
wereldwijd is het klimaat aan het veranderen.



om de aarde heen zit een luchtlaag = dampkring
Dampkring + zon bepaald de temperatuur op aarde. 

Dampkring bestaat uit: stikstof, waterdamp, zuurstof en koolstofdioxide.


Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het broeikaseffect

Slide 44 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=iPlehdCBK_A
broeikasgassen in de dampkring houden deze warmte vast en zorgen ervoor dat het warmer wordt.

De belangrijkste broeikasgassen zijn methaan, koolstofdioxide en waterdamp.

Versterkte broeikaseffect: veel verbranding van fossielen (veel CO2 in lucht/dampkring)

Slide 45 - Tekstslide

Door de verbranding van fossiele brandstoffen neemt de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer toe. Hierdoor neemt het broeikaseffect toe. Dit heet het versterkte broeikaseffect. Door het versterkte broeikaseffect stijgt de temperatuur op aarde. In de afgelopen vijftig jaar is de gemiddelde temperatuur op aarde 0,9 °C gestegen. In Nederland is de gemiddelde temperatuur sinds 1952 met 1,7 °C gestegen.

Slide 46 - Video

https://www.youtube.com/watch?v=nRePbJtegN4
Gevolgen versterkt broeikaseffect
  • Opwarming van de aarde         klimaatverandering          weertype veranderd.

  • Extremere weersomstandigheden. Meer stormen,  overstromingen, hittegolven, orkanen etc.

  • Zeespiegel stijgt.
Zeewater wordt warmen          hogere zeespiegel
+ smelten van ijskappen zorgt voor meer overstromingen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor de natuur
  • Verzilting 
meer zeewater         zout.   Land wordt zouter.     Te kort aan zoetwater. 
  • Verandering biodiversiteit 
soorten verdwijnen / verplaatsen of veranderen.
  • Jaarritme verandert
zachte winters/ warmer voorjaar
  • meer plagen en ziekten 
ziekteverwekkers verspreiden sneller in warme gebieden. 



Slide 48 - Tekstslide

De gevolgen van de klimaatcrisis zijn in de natuur goed merkbaar:
• Het zoute zeewater komt steeds verder het land binnen. Het zoutgehalte in de bodem en het grondwater neemt daardoor toe. In Zeeland is deze verzilting al duidelijk merkbaar (zilt is een oud woord voor zout). Bepaalde gewassen groeien er niet goed meer, zoals aardappels en kool. Ook kan er een tekort aan zoet (drink)water ontstaan.
• Er komen planten- en diersoorten uit warmere gebieden voor in Nederland die er eerst niet waren. Andere soorten verdwijnen juist. Sommige trekvogels gaan niet meer overwinteren in het zuiden, omdat het in het noorden warm genoeg is tijdens de winter.
• Doordat de winters zachter zijn en het voorjaar warmer is geworden, verandert het jaarritme van veel organismen. Bomen krijgen vroeger in het jaar bladeren en veel planten bloeien eerder. Mensen met hooikoorts merken dat ze eerder en langer last krijgen van hun allergie voor pollen (stuifmeelkorrels) van bepaalde planten. Zo bloeit de berk nu een maand eerder dan een paar jaar geleden. In een pollenkalender is te zien wanneer de pollen van planten in de lucht zitten (zie afbeelding 2).
• Er komen meer tropische plagen en ziekten. Sommige ziekteverwekkers verspreiden zich naar gebieden die warmer worden.

In sommige delen van de wereld zorgt de klimaatverandering juist voor verbeteringen. Zo zijn er gebieden geschikt geworden voor landbouw, omdat het er warmer of natter is geworden. Dit gaat echter maar om een klein deel van de aarde.
Maatregelen
  1. minder broeikasgassen uitstoten.
  2. duurzame energiebronnen
  3. minder consumeren - spullen - energie - alles.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het 'gewone' broeikaseffect is hetzelfde als het versterkte broeikaseffect.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het versterkt broeikaseffect is een groot probleem.
Welke stof veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?

A
koolstofmono-oxide
B
stikstofdioxide
C
koolstofdioxide
D
zwaveldioxide

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Het vasthouden van de warmte door broeikasgassen
B
Afname van broeikasgassen rondom de aarde
C
De massale ontbossing waardoor CO2 niet meer wordt opgenomen
D
Toename van hoge concentraties broeikasgassen in de damkring

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door klimaatverandering...
A
zijn er minder hevige buien en is er minder smeltwater
B
zijn er minder hevige buien en is er meer smeltwater
C
zijn er vaker hevige buien en is er meer smeltwater
D
zijn er vaker hevige buien en is er minder smeltwater

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering:
A
Hoeven wij niets mee
B
Is niet zo erg als veel mensen denken
C
Ik maak me er wel zorgen over
D
We moeten nu actie ondernemen

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken

Malmberg online
opdracht 1 t/m 5
Moet tijdens de les af zijn!!

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies