Revision . Grammar and vocabulary Pre intermediate

Revision Chapter 2
Revision of :
Past simple 
Past participle
Articles and quantifiers
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Revision Chapter 2
Revision of :
Past simple 
Past participle
Articles and quantifiers

Slide 1 - Tekstslide

2. Past simple 
a. regular verbs
affirmative: ww+ed
negative: didn't + infinitive
question:  Did + ow + infinitive + rest?
b. Regular verbs
p86-87 column 2
Past Participle
= voltooid deelwoord
form: ww+ ed or irregular (p86-87 column 3)

Slide 2 - Tekstslide

What is the past simple of...
fall

Slide 3 - Open vraag

What is the past simple of...
run

Slide 4 - Open vraag

What is the past simple of...
kneel down

Slide 5 - Open vraag

What is the past simple of...
hold

Slide 6 - Open vraag

What is the past participle of...
know

Slide 7 - Open vraag

What is the past simple of...
wear

Slide 8 - Open vraag

What is the past participle of...
speak

Slide 9 - Open vraag

What is the past participle of...
ring

Slide 10 - Open vraag

5. Some, any, a lot of/lots of (revision)
a. some
Vertaling: wat, een beetje
Gebruik: 1. in positieve zinnen
                          I'll have some water, please.
                 2. in vragen waarin je verwacht dat het  
                 antwoord 'ja' is
                          Can I have some water,please?


Slide 11 - Tekstslide

b. any
a. vertaling: een beetje, wat
    gebruik: in vragen en negatieve zinnen
                     I don't have any money.
                     Is there any problem?
b. vertaling: eender welk
                     Just give me any pen you have.


Slide 12 - Tekstslide

c. a lot of / lots of
vertaling: veel
gebruik: kun je beide in alle soorten zinnen gebruiken
                 There is lots of/a lot of garbage in the street.

Slide 13 - Tekstslide


Can I have ... salt please?
A
some
B
any

Slide 14 - Quizvraag


I'm a real foodie. You can give me ... type of food, I'll eat it!
A
some
B
any

Slide 15 - Quizvraag

6.Talking about quantities
a. Meaning
much en many – veel
little en few – weinig
a little – een beetje
a few – een paar

Slide 16 - Tekstslide

b. much or many?
Je gebruikt much in ontkenningen (zinnen met not) bij woorden die je niet in het meervoud kunt zetten.
                      There isn’t much time left.
Je gebruikt many in ontkenningen (zinnen met not) bij woorden die je wel in het meervoud kunt zetten.
                      I don’t have many friends at school.
Much en many gebruik je ook in vragen, en als er iets voor staat (how, so, too).
                      How much does a ticket to London cost?
                      There were too many people on the platform.

Slide 17 - Tekstslide

c. (A) few or (a) little
Je gebruikt a few en few voor woorden die je wel in het meervoud kunt zetten.
A few heeft een positievere betekenis (‘een paar’) dan few (‘weinig’).
                       He stopped talking for a few seconds.
                        Very few people understand me.
Je gebruikt a little en little voor woorden die je niet in het meervoud kunt zetten.
A little heeft een positievere betekenis (‘een beetje’) dan little (‘weinig’).
                      I am afraid you need to say that again. I am a little deaf.
                     The train almost left so there was little time to get to    
                      the  platform.

Slide 18 - Tekstslide

I have ... water left. This is a problem since it is very hot.
A
few
B
a few
C
little
D
a little

Slide 19 - Quizvraag

Julie gave us ... apples to take home.
A
few
B
a few
C
little
D
a little

Slide 20 - Quizvraag

There isn't ... water left.
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

There aren't ... cars.
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag