Herhaling H1

Deze les
  • Microscopie
  • Planning
  • Hoe ga je leren voor biologie?
  • Belangrijke stof herhalen met vragen.
  • Kiezen wat je gaat doen.


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les
  • Microscopie
  • Planning
  • Hoe ga je leren voor biologie?
  • Belangrijke stof herhalen met vragen.
  • Kiezen wat je gaat doen.


Slide 1 - Tekstslide

- Je kunt de onderdelen van een microscoop benoemen
Vrijdag kennen!

Slide 2 - Tekstslide

Werken met de microscoop op school.
Oculair vergroot 10X


Objectieven vergroten 4X, 10X of 40X. 

Welke vergrotingen kunnen wij dus gebruiken bij microscopielessen? 


Slide 3 - Tekstslide

Leren voor biologie
Kies 3 dagen uit vóór maandag 3 november. Per keer halfuur/drie kwartier:
- Dag 1 = leren 1.1
- Dag 2 = leren 1.2
- Dag 3 = leren 1.3

Leren kan zijn: de paragraaf op één A4 tekenen, de leerdoelen samenvatten of de bronnen tekenen. Niet lezen!

Laatste dag oefenen:
- Oefentoets op It's Learning
- test jezelf 
- oefentoets (online methode)
- www.biologiepagina.nl

Let op: vrijdag oefentoets. Dus handig om je leerwerk klaar te hebben!

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ga je leren voor biologie?
Gebruik de plaatjes!
Gebruik de leerdoelen (op It's Learning).
Maak in je boek: samenhang / samenvatten / Test Jezelf.
Online methode, biologiepagina.nl en It's Learning: oefentoets
Kijk de LessonUps terug.


BELANGRIJK: neem een rekenmachine en tekengerei (geodriehoek, potlood, gum) mee naar de toets!

Slide 5 - Tekstslide

Je kunt de volgende begrippen op volgorde van grootte zetten: cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme.

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt de verschillende orgaanstelsels benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt de functies van de verschillende orgaanstelsels benoemen.
Functie spierstelsel
Door het spierstelsel kan je lichaam bewegen.
Functie skelet
Het skelet geeft stevigheid aan je lichaam. Zonder skelet zak je in elkaar.

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt de organen noemen van het verteringsstelsel. 


Functie
 = voedsel kleiner maken 
om voedingsstoffen op te nemen.

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt de organen noemen van het ademhalingsstelsel.


Functie
 = zuurstof opnemen in 
je lichaam.

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt de organen noemen van het bloedvatenstelsel.


Functie
 = vervoeren van zuurstof 
en voedingsstoffen) door 
je lichaam.

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe orgaanstelsels samenwerken.
Spieren hebben voedingsstoffen 
en zuurstof nodig om te kunnen 
bewegen.

Welke stelsels zie je hier samenwerken?

Slide 12 - Tekstslide

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 13 - Sleepvraag

Welke stelsels zie je op de afbeelding?
A
beender-, spier- en ademhalingsstel
B
beender-, ademhalings- en bloedvatenstelsel
C
ademhalings-, spier- en bloedvatenstelsel
D
beender-, verterings- en bloedvatenstelsel

Slide 14 - Quizvraag


De lever hoort bij het ...
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 15 - Quizvraag

Welke twee stoffen hebben de spieren nodig om te bewegen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is de naam van nummer 5?

Slide 17 - Open vraag

Wat is de naam van nummer 7?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de naam van nummer 8?

Slide 19 - Open vraag

Bij welk stelsel hoort het orgaan op de achtergrond?
A
Uitscheidingsstelsel
B
Spijsverteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Ademhalingsstelsel

Slide 20 - Quizvraag

Je kunt in een schematische tekening de onderdelen van een cel benoemen.
Je kunt de functies van de onderdelen van een cel benoemen.  

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt werken met de microscoop. 
Je kunt de onderdelen van de microscoop benoemen.

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt jouw waarnemingen vastleggen in een biologische tekening (dus je kent de kenmerken).
Om de binnenkant van iets te bekijken, kun je het opensnijden.
Dit kan over de lengte of over de breedte.

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt de naam van een organisme vinden met een zoekkaart/determineertabel.

Slide 24 - Tekstslide

Je kunt (groepen) dieren indelen in gewervelde en ongewervelde dieren.

Slide 25 - Tekstslide

Sleep de woorden naar het juiste plaatje
Organismen
Cel
Organenstelsel
Orgaan

Slide 26 - Sleepvraag

Wat is de functie van een microscoop?

Slide 27 - Open vraag

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 28 - Sleepvraag

kleine stelschroef
objectief
diafragma
revolver
preparaatklemmen
grote stelschroef

Slide 29 - Sleepvraag

Zoek bij elkaar
revolver
objectief
oculair
tubus
draaibaar magazijn
houder van het oculair
ooglens, vergroot 10x
lens, vergroot 4x, 10x en 40x

Slide 30 - Sleepvraag

Hoe noem je het opzoeken van de naam van een organisme?

Slide 31 - Open vraag

Welke dieren zijn gewerveld?
A
Vogel
B
Vogel en inktvis
C
Vogel, inktvis, en mossel
D
Inktvis en mossel

Slide 32 - Quizvraag

Buitenaanzicht
Dwarsdoorsnede

Lengtedoorsnede

Slide 33 - Sleepvraag

Je kunt benoemen welke stappen bij een onderzoek doen horen en in welke volgorde ze horen.
Onderzoeksvraag
Hypothese
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 34 - Tekstslide

Je kunt een onderzoeksvraag bedenken en opstellen.
Je kunt een conclusie trekken uit de resultaten.


  • Niet algemeen, maar één variabele.
  • Kan niet worden beantwoord met ja, nee of een getal.

Slide 35 - Tekstslide

Je kunt de resultaten van een onderzoek verwerken in kloppende tabellen en grafieken.
Staafdiagram: gebruik je bij aantallen, 
de hoogte van elke staaf geeft aantal weer
Lijndiagram: gebruik je bij groei, je 
zet meetpunten en daartussen trek
je een lijn (grafiek)
Cirkeldiagram: gebruik je bij procenten, 
de cirkel is verdeeld in 100 stukjes= 100%

Slide 36 - Tekstslide

Je kunt de resultaten van een onderzoek verwerken in kloppende tabellen en grafieken.
Regels:
- diagram heeft een titel
- x- en y-as is benoemd met pijl
- 'vaste' gegeven staat op x-as

Je kiest de juiste grafiek bij 
elk onderzoek.

Slide 37 - Tekstslide

Welk onnderdeel komt er na de onderzoeksvraag?
A
werkplan
B
hypothese
C
resultaten
D
benodigdheden

Slide 38 - Quizvraag

Onderzoekers gaan kijken wat de invloed van zonlicht op de groei van tuinkers is. Wat zou een goede onderzoeksvraag zijn?

Slide 39 - Open vraag

Onderzoekers meten wekelijks de vleugellengte van jonge vogels. Dit doen ze tot de vogels een half jaar oud zijn.
In wat voor diagram moeten ze deze gegevens zetten?
A
staafdiagram
B
cirkeldiagram
C
lijndiagram

Slide 40 - Quizvraag

Onderzoekers hebben vogels geteld. Ze willen in aantallen laten zien hoeveel vogels van elke soort voorkomen.
Welke soort diagram kunnen ze hier het beste voor gebruiken?

Slide 41 - Open vraag

Bekijk het diagram in de afbeelding.
Er zijn bijna 1 000 000 diersoorten.
Zo'n 800 000 zijn geleedpotigen.
Hoeveel gewervelden zijn er ongeveer volgens dit
diagram?
A
1000
B
60000
C
150000
D
200000

Slide 42 - Quizvraag

Leg uit of dit lijndiagram goed is.

Slide 43 - Open vraag

In de afbeelding is het verband tussen de milieutemperatuur en de groei- voortplantingskansen van guppy's weergeven in een diagram.

Bij welke temperatuur kunnen guppy's het beste groeien en voortplanten? Geef alleen het getal.
A
6 ℃
B
16 ℃
C
21 ℃
D
37 ℃

Slide 44 - Quizvraag

Na de winter beginnen de algen te groeien.
Bij welke temperatuur stoppen algen in de zomer met overleven?
Vul alleen het cijfer van de temperatuur in.

Slide 45 - Open vraag

Wat doen we nu?
Kiezen:
  • Test jezelf maken.
  • Samenvatten maken.
  • Samenhang maken.

BELANGRIJK: neem een rekenmachine en tekengerei (geodriehoek, potlood, gum) mee naar de toets!

Slide 46 - Tekstslide