Opfrissen grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?

De leerlingen hebben veel toetsen moeten maken in de toetsweek.

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

De leerlingen / hebben / veel toetsen / moeten / maken / in de toetsweek.

Benoem de zinsdelen:
De leerlingen / hebben / veel toetsen / moeten /maken / in de toetsweek.

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).

1. waar
2. niet waar

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?

1. jullie buren
2. via die site
3. een dure vakantie
4. hebben geboekt

Welke uitspraak klopt?

De man hangt zijn jas aan de kapstok.

1. zijn jas = lv en aan de kapstok = mv
2. aan de kapstok = lv
3. zijn jas = lv
4. aan de kapstok = mv

Het meisje / stuurde / haar oma / gisteren / een berichtje.

Benoem de zinsdelen 'haar oma' en 'een berichtje'

1. haar oma = lv een berichtje = ond
2. haar oma = mv een berichtje = ond
3. haar oma = mv een berichtje = lv
4. haar oma = ond het meisje = mv

Op veel plaatsen was het ijs niet dik genoeg.

Deze zin bevat een..

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

De leerlingen zijn moe van de online lessen.

Deze zin bevat een.....

1. werkwoordelijk gezegde
2. naamwoordelijk gezegde

Benoem het onderstreepte (zins)deel:

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. bijwoordelijke bepaling
4. bijvoeglijke bepaling

Benoem het onderstreepte (zins)deel:

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. bijwoordelijke bepaling
4. bijvoeglijke bepaling

Ben / je / nog steeds / bang / voor mijn reptielen?

1. ben bang = nwg voor mijn reptielen = vzv
2. ben bang = nwg voor mijn reptielen = bwb
3. ben = wwg voor mijn reptielen = vzv
4. ben = wwg voor mijn reptielen = bwb

Wij / voetbalden / vroeger / altijd / op straat.

Op straat =

1. voorzetselvoorwerp
2. bijwoordelijke bepaling
3. lijdend voorwerp

Ik / wacht / op het terras / op mijn vrienden.

Wat is waar?

1. op het terras en op mijn vrienden zijn bwb
2. op het terras = bwb op mijn vrienden = lv
3. op het terras = vzv op mijn vrienden = lv
4. op het terras = bwb op mijn vrienden = vzv

Marc Rutte, de premier van Nederland, gaat altijd op zijn fiets naar het werk.

Is dit een bijvoeglijke bijzin?

1. Ja
2. Nee

De jongen, die de allerleukste grappen maakt, gaat van school af.

Is dit een bijvoeglijke bijzin?

1. Ja
2. Nee

Maak zelf een zin met een bijvoeglijke bijzin.

Wat wil je nog oefenen deze laatste lessen voor de toets?

cambiumned.nl

Hier staan oefeningen woordsoorten en zinsontleden die je kan gebruiken ter voorbereiding van de toets!