Les 4 Houdingen en leerstijlen van een student

Les 4
Houdingen en leerstijlen van een student
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 4
Houdingen en leerstijlen van een student

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Na deze les kan ik: de leerstijlen van Kolbe benoemen
de houdingen van een student benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
-Leerstijlen van een student
-Houdingen van een student
-Kritische geluiden

Slide 3 - Tekstslide

Leren van een student
Hoe ziet de student leren:
iets te leren
iets te presteren
sociale waardering te krijgen
andersoortige beloningen te krijgen

Slide 4 - Tekstslide

Kolbe
- Beslisser
- Denker
- Doener
- Bezinner

Slide 5 - Tekstslide

Leerstijlen Kolbe
De bezinner (kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.)
De denker (is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.)
De beslisser (plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.)
De doener (houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen)

Slide 6 - Tekstslide

Kolbe test
https://www.thesis.nl/testen/test/kolb-test

Slide 7 - Tekstslide

Leerstijlen Vermunt
De reproductiegerichte stijl. (De student die deze stijl gebruikt, houdt van ‘stampen’. Hij is gericht op het letterlijk reproduceren van de leerstof en houdt van toetsen.)
De betekenisgerichte stijl. (De student richt zijn aandacht vooral op de hoofdzaken van de te bestuderen stof. Hij onderzoekt de standpunten, ideeën en conclusies, legt verbanden en vormt ook zijn eigen mening. Hij leert vanuit persoonlijke interesse.)
De toepassingsgerichte stijl.  (De leerling richt zich vooral op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof. Hij wil weten of de leerstof relevant is voor de praktijk en heeft vooral behoefte aan concrete informatie en voorbeelden. Het leren is nu vooral beroepsgericht.)
(http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/leerstijlen )

Slide 8 - Tekstslide

Wat kun je ermee als je weet welke stijl je jezelf of student heeft?

Slide 9 - Woordweb

Motivatie
Motivatie: Is niet te zien, maar kan alleen worden afgeleid uit waarneembaar gedrag.
Een goede beschrijving van problematisch gedrag verwijst naar achterliggende oorzaken.
De term ‘ongemotiveerd’ suggereert te vaak dat het probleem bij de student ligt.

Extrinsieke motivatie: Bij extrinsieke motivatie wordt een persoon gemotiveerd door externe prikkels. Deze prikkels kunnen straf of beloning inhouden. Je doet iets voor iemand anders of omdat het moet. 
Intrinsieke motivatie: Als je intrinsiek gemotiveerd bent, doe je iets omdat je het graag wilt, niet omdat je van buiten af wordt gemotiveerd dit te doen.

www.wijleren.nl




Slide 10 - Tekstslide

Faalangst
Angst die met name voorkomt in situaties waarin mensen prestaties moeten leveren bij het uitvoeren van taken.

Slide 11 - Tekstslide

faalangst
Positieve faalangst is een nuttige angst die ervoor zorgt dat je optimaal presteert. Angst zorgt er namelijk voor dat je lichaam in actie komt en dat maakt goede prestaties mogelijk. Deze angst ontstaat uit de wil om te presteren.

Negatieve faalangst zorgt er juist voor dat je bevriest en dat je te gespannen raakt om nog goed te presteren. Deze angst komt vooral voort uit de angst om af te gaan.

Slide 12 - Tekstslide

3 soorten faalangst
- cognitieve faalangst (bijv. wanneer er kennis wordt getoetst)
- sociale faalangst (het missen van sociale vaardigheden om te ontdekken wat de ongeschreven regels zijn in een groep, laat staan dat ze er naar kunnen handelen)
- motorische faalangst (er tegen opzien om iets met je handen of je lichaam te moeten doen)

Slide 13 - Tekstslide

gedragsuitingen faalangst


stil, teruggetrokken
agressief, brutaal
druk, onrustig
zondebok
komisch, clown
onrustig voor toetsen en gebrek aan concentratie bij toetsen
heel netjes werken
niet experimenteren bij handelingen
geen initiatieven nemen
zich slecht kunnen concentreren
hyperactief op een klein gebied

Slide 14 - Tekstslide

Taken van de werkbegleider
Bespreek in groepjes van 3 wat jij de taken van een werkbegeleider vind
Duur: 5 minuten
Terugkoppeling plenair

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je doen als werkbegeleider
Erken de faalangst
Zet –als je je hiervoor bekwaam voelt- RET in (Rationeel Emotieve gedragstherapie, ABC)
Help om ontspannings- en ademhalingsoefeningen te doen: om de lichamelijke reacties te beheersen en steviger in de schoenen te staan; (powerposed)
Gedragstherapie: om ander, niet-faalangstig gedrag aan te leren en faalangstig gedrag af te leren
Geef uitleg over faalangst en wat het met je kan doen;
Help de student met structureren helpen met plannen en studievaardigheden aan te leren;
Geef de student de mogelijkheid om fouten te maken en te herkansen. Benoem wat wel goed gaat;

Slide 16 - Tekstslide

Verdeel grotere taken in kleine taken zodat de student overzicht houdt en succeservaringen kan opdoen;
Geef duidelijk en ruim van tevoren aan wat er van de student verwacht wordt;
Laat de student zelf benoemen welke prestaties hij geleverd heeft en maak hem ervan bewust dat hij dit door eigen inspanning heeft bereikt;
Voorkom competitie door het resultaat van de student niet te vergelijken met het resultaat van andere studenten;
Geef vooral waardering voor de inzet van de student, los van het resultaat;
Neem een positieve, accepterende houding aan richting de jongere en spreek positieve verwachtingen uit.


Slide 17 - Tekstslide

Help de student helpende gedachten formuleren, zoals: "Ik ga het in ieder geval proberen, ik kan het altijd nog eens overdoen."
Benadruk de talenten die een student heeft en bekrachtig deze door de jongere uit te nodigen dit talent vaker in te zetten

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

kritische geluiden
https://www.businessinsider.nl/het-idee-dat-allemaal-een-eigen-leerstijl-hebben-onzin-blijkt-uit-nieuw-onderzoek/
 
https://decorrespondent.nl/6197/waarom-we-de-dromers-denkers-en-doeners-uit-het-onderwijs-moeten-verbannen/492370241-51cd584e

https://didactiefonline.nl/blog/paul-kirschner/gelooft-de-inspectie-in-leerstijlen

Slide 20 - Tekstslide

werken aan eindopdracht

Slide 21 - Tekstslide

afsluiting
vragen
doelstelling

Slide 22 - Tekstslide

Kolbe
- Beslisser
- Denker
- Doener
- Bezinner

Slide 23 - Tekstslide

Leerstijlen Kolbe
De bezinner (kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.)
De denker (is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.)
De beslisser (plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.)
De doener (houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen)

Slide 24 - Tekstslide

Kolbe test
https://www.thesis.nl/testen/test/kolb-test

Slide 25 - Tekstslide

Wat kun je ermee als je weet welke stijl je jezelf of student heeft?

Slide 26 - Woordweb

Help de student helpende gedachten formuleren, zoals: "Ik ga het in ieder geval proberen, ik kan het altijd nog eens overdoen."
Benadruk de talenten die een student heeft en bekrachtig deze door de jongere uit te nodigen dit talent vaker in te zetten

Slide 27 - Tekstslide