Engels Unit 4.1 en 4.2 Samenvatting

4.1 en 4.2 Samenvatting
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 en 4.2 Samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Na de les weet je wanneer je what or which moet gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

bezit enkelvoud
één persoon of dier
bezit meervoud
meerdere personen of dieren
dog's
dogs'
tiger's
tigers'
girl's
girls'
giraffe's
giraffes'
brother's
brothers'

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

That is his ____________ house
enkelvoud: 's
-s = 's of '
meervoud: 's
-s = '
A
friends
B
friend's
C
friends's
D
friends'

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

's s'
A
an hour's walk
B
an hours' walk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

's s'
A
two week's holiday
B
two weeks' holiday

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

's s'
A
James's dog
B
James' dog

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Our ... garden is smaller than ours.
timer
0:30
A
neighbours'
B
neighbours

Slide 13 - Quizvraag

Bezittelijke 's:
schrijf je eerst een apostrof (') en dan een s. = Sara's bag.
eindigt een woord al op een -s . Als dat zo is, kijk je eerst of het enkelvoud of meervoud is.
Bij woorden in het meervoud op -s schrijf je alleen een apostrof na die -s :
= the students' luggage
woorden in het enkelvoud op -s schrijf je 's achter het woord:
the waitress's tips
Bij namen die op een -s eindigen (of op een andere sisklank), mag je kiezen tussen ' en 's .
This is Dennis' room.
This is Dennis's room.

Om het af te leren:
's of s'
A
the boss's chair
B
the boss' chair

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de Engelse vraagwoorden naar de juiste Nederlandse vraagwoorden
wie
wat
waar
wanneer
waarom
welke
hoe
who
what
where
when
why
how
which

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder zie je 3 plaatjes met een vraag, die nog afgemaakt moet worden. Sleep het juiste vraagwoord naar iedere vraag.
are Jack and Fay?
pudding do you like best, chocolate or cherry?
is going to make the pudding?
Who
Where
Which
When 
Why
How

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit what of which.

... House do you like best, mine or yours?
A
What
B
Which

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het what or which?

....... is your favourite animal?
A
What
B
Which

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What/which jacket would you like? The green one or the yellow one?
A
What
B
Which

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the blanks with who or which: What's the name of the man ---- lives next door?
A
who
B
which

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..................................................... (welke) movie is better, Encanto or Inside out?


......................................................(welke) movie is your favourite?
What 
Which 

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

colour do you like better, red or blue?
 does this path go to?
is your favourite sport?
do I get to the nearest disco?
1
3
2
4
how
which
what
where

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke moet waar?
____ is your favourite colour?
_____ colour do you like best? Red or blue?
What
Which

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drag the sentence to the correct box
WHAT
WHICH
........... colour is your pencil case?
....... hobbies does your friend have?
....... car is faster, the red one or the blue one?
...... page are we on?
....... subject do you like better, Art or Music
......  time do you usually get up?

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
20:00
Selftest Unit 4

Opdrachten 
A t/m D

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies