1BK Spelling 5.8 1-2

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Terugblik sterke en zwakke werkwoorden
Start h 5.8 spelling: voltooid deelwoord
Opdrachten maken
Afsluiter



Slide 3 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord



Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd;
  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 7 - Tekstslide

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen
Het voltooid deelwoord van schreeuwen is:

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen
Het voltooid deelwoord van wachten is:

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen
het voltooid deelwoord van verhuizen is:


Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen
het voltooid deelwoord van organiseren is:


Slide 17 - Tekstslide

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 18 - Tekstslide

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 19 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag gedaan?
  • Gelezen uit De rode laarzen
  • Het voltooid deelwoord besproken
  • Opdrachten gemaakt

  • Is het lesdoel van vandaag dus bereikt?




Slide 21 - Tekstslide