H8.2 Radioactiviteit

H8.2 radioactiviteit
Vmbo-t 3
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8.2 radioactiviteit
Vmbo-t 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent geabsorbeerd?

Slide 2 - Open vraag

Welke soorten staling kunnen mensen zien?

Slide 3 - Open vraag

Welke 5 verschillende soorten straling kan je opnoemen?

Slide 4 - Open vraag

Wat doet ioniserende straling?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je het verschil beschrijven tussen natuurlijk radioactief en kunstmatig radioactief.
  • Begrijp je hoe radioactiviteit van een bron wordt gemeten en in welke eenheid. 
  • Kun je het verschil beschrijven tussen stabiele en instabiele atoomkernen.
  • Kun je berekenen hoe de activiteit van een radioactieve bron in de loop van de tijd afneemt. 

Slide 6 - Tekstslide

Radioactiviteit

Radioactieve stoffen zenden ook sterk een ioniserende straling uit.

Slide 7 - Tekstslide

Radioactiviteit

Sommige stoffen geven spontaan (zelf) ioniseren de straling af.


Wat is ioniserende straling ook alweer?


Dit is straling die moleculen kapot kan maken.

Deze straling noemen we radioactief.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Radioactief?

Wat betekent het woord radioactief dan eigenlijk?


Radio betekent zenden.


Het woord radioactief betekent dus actief zenden. Iets wat radioactief is zendt zelf straling uit. Zonder hulp.

Slide 10 - Tekstslide

Natuurlijk/kunstmatig

Er zijn natuurlijke radioactieve stoffen, deze geven zelf radioactieve straling af.


Er zijn ook stoffen die gemaakt zijn en radioactieve straling afgeven. Deze zijn kunstmatig radioactief.

Slide 11 - Tekstslide

Geigerteller

Ioniserende straling kun je met een geigerteller meten.


Hij geeft klikjes als er straling aanwezig is, hij verklikt dus eigenlijk de straling.

Slide 12 - Tekstslide

Instabiele kernen

Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.


Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. Dit wordt radioactief verval genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Radioactief verval

Als een kern van een radioactieve stof straling geeft, is hij net in verval geraakt. Dan is de kern van het atoom verandert in een andere (niet radioactieve) stof. Dit kunnen alleen radioactieve stoffen en dat kunnen ze maar 1x.


Als ze in verval raken, zenden ze dus straling uit.

Slide 14 - Tekstslide

Meten van radioactiviteit


Je meet radioactiviteit dus met een geigerteller.


Je meet dit in Bequerel (Bq)=1 Bq is stralingsdeeltje per seconde.

Slide 15 - Tekstslide

Halveringstijd

De kernen van een radioactief isotoop veranderen dus steeds. Hoe snel dit gebeurd wordt aangegeven in de halveringstijd.


Dus een halveringstijd van 1 dag houdt in:

0 dagen - 300 Bq - 100%

1 dag - 150 Bq - 50% 

2 dagen - 75 Bq - 25%


Slide 16 - Tekstslide

De halveringstijd van radioactief Jodium is 6 uur. Hoeveel procent is er nog over na 18 uur?
A
0 %
B
25 %
C
12,5 %
D
6,25 %

Slide 17 - Quizvraag

M&M's proef
Doel: Kijken hoe het aantal M&M's afneemt als je steeds het aantal met de M naar beneden weghaalt.

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg
Voor dit experiment krijgen jullie straks een bekertje met daarin 50 M&M's. Op de ene kant van een M&M staat niets en op de andere kant staat een M. Als je de M&M's voorzichtig uit het bekertje op de tafel laat vallen komt een deel van de M&M's met de M boven en een ander deel met de onbeschreven kant.

Slide 19 - Tekstslide

Stappenplan
  • Jullie beginnen met 50 M&M's in een beker. Deze M&M's laat je uit de beker op tafel vallen.
  • Dan tel je alle M&M's met de tekst zichtbaar en doet deze weer terug in de beker. 
  • Het aantal vul je in in de tabel bij gooi 2.
  • De M&M's waarbij de tekst aan de onderkant staat leg je apart neer. Deze doen niet meer mee.
  • Vervolgens herhaal je dit tot je 3 of minder M&M's over hebt in de beker.
  • Dit hele proces herhaal je 4 keer waarbij je dus steeds opnieuw met 50 M&M's begint. (Let op je krijgt maar 1 beker met M&M's. Dus snoepen is nog niet toe gestaan ;) )
  • Als je dit 4 keer hebt gedaan bereken je per gooi (rij) het gemiddelde afgerond op hele M&M's.
  • Maak nu een grafiek van het aantal M&M's waarmee tegen het nummer van de gooi.


Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag 
  • lezen paragraaf 8.2
  • Maken opdracht 1 t/m 9 blz. 211 
  • Deze mag je ook online maken

Slide 21 - Tekstslide