10.1 Krachten KB

10.1 Krachten KB
Je kunt de effecten van krachten beschrijven
Je kunt de grootte van een kracht meten
Je kunt een kracht tekenen als vector
Je kunt krachten benoemen die op een voorwerp werken
Je kunt de zwaartekracht berekenen
Je kunt kenmerken van magnetische en elektrische krachten benoemen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

10.1 Krachten KB
Je kunt de effecten van krachten beschrijven
Je kunt de grootte van een kracht meten
Je kunt een kracht tekenen als vector
Je kunt krachten benoemen die op een voorwerp werken
Je kunt de zwaartekracht berekenen
Je kunt kenmerken van magnetische en elektrische krachten benoemen

Slide 1 - Tekstslide

De uitwerking van krachten


Krachten zorgen voor:

- een verandering in snelheid
- een verandering in richting
-een verandering in vorm

Slide 2 - Tekstslide

Soorten krachten

Spierkracht: 

fietsen of gewichtheffen 

Slide 3 - Tekstslide

Zwaartekracht

de aarde trekt aan alle dieren, mensen en voorwerpen

9,8 Newton per kg

Slide 4 - Tekstslide

Spankracht

- strakgespannen touw, kabel of ketting
- tillen, trekken, takelen of spullen op hun plaats houden

Slide 5 - Tekstslide

Wrijvingskracht

- 2 oppervlakken die over elkaar schuiven
- handig bij schaatsen
- niet handig bij het verschuiven van de bank

Slide 6 - Tekstslide

Magnetische kracht

- ijzer, nikkel en staal
- magneet heeft een noordpool en een zuidpool
- kompas of elektromotor
- rondom een magneet is er een magneetveld, deze wordt zichtbaar bij het strooien van ijzerpoeder, dan zie je een patroon van veldlijnen

Slide 7 - Tekstslide

Elektrische kracht

- een ballon over je haar wrijven 
- Een positief en negatief geladen voorwerp trekken elkaar aan. 
- positief en positief, negatief en negatief stoten elkaar af


Slide 8 - Tekstslide

Kracht meten
Krachtmeter of veerunster
dunne veer = kleine kracht
dikke veer = grote kracht

Let op! schaalverdeling gaat van boven naar beneden
Let op! Wat is de grootste kracht en wat is dan de verdeling? 

Slide 9 - Tekstslide

Krachtsensor
digitale krachtmeter

Kan ook een weegschaal zijn, deze zet zwaartekracht om in massa (gewicht)

Slide 10 - Tekstslide

Krachten tekenen
Krachten tekenen we met een pijl (vector)
Er zijn drie aandachtspunten:
- aangrijpingspunt, dit is waar de kracht begint
- de richting van de kracht
- de grootte van de krachtpijl

Slide 11 - Tekstslide

Een vector tekenen we met behulp van een krachtenschaal.

1 cm = 10 N
Een krachtenschaal is de verhouding tussen de lengte van de pijl en de kracht

N = Newton = de eenheid van kracht
F = symbool van kracht (force

Slide 12 - Tekstslide

Zwaartekracht

Fz = zwaartekracht

zwaartekracht in Newton
m = de massa in kg
g = zwaartekracht per massa eenheid in newton per kh (N/kg)
g is op aarde 9,8 N/kg, we gebruiken 10. 
Op de maan is g gelijk aan 1,6 kg/N

Slide 13 - Tekstslide

Soorten krachten

Slide 14 - Woordweb

10.1 Krachten
Een kracht is een vector, want een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt

Lengte van de pijl = grootte van de kracht. 
Richting van de pijl = richting van de kracht. 
Beginpunt van de pijl = aangrijpingspunt van de kracht. 

Slide 15 - Tekstslide


Wat is de formule voor de zwaartekracht?
A
Fz = m : g
B
Fz = m x g
C
Fz = m x 10
D
Fz = g : m

Slide 16 - Quizvraag

Formule zwaartekracht
Fz = m x g 
kg 
kilogram

Slide 17 - Tekstslide

Kracht bepalen met krachtenschaal

Slide 18 - Tekstslide

Magnetische krachten
Veldlijnen

Slide 19 - Tekstslide

Elektrische krachten

Slide 20 - Tekstslide

Maken 10.1
Vanaf bladzijde 80 
Opgave 1 t/m 11

Slide 21 - Tekstslide

10.2 Hefbomen
Een hefboom vergroot je kracht.
Een hefboom heeft altijd een draaipunt.
Enkele en dubbele hefbomen.






Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Werkkracht, last, werkarm en lastarm

Slide 24 - Tekstslide

Regel
Als de werkarm n keer zo groot is als de lastarm, is de last n keer zo groot als de werkkracht. 

Slide 25 - Tekstslide

Maken 10.2
Vanaf bladzijde 90 
Opgave 1 t/m 7, 9 en 10 

Slide 26 - Tekstslide

Vaste katrol zit vast aan het plafond
Losse katrol zit vast aan de last en beweegt mee met de last.
Het hele system van katrollen heet een takel en wordt gebruikt om dingen makkelijker op te tillen

Slide 27 - Tekstslide

Regels voor katrollen
Vaste katrol: verandert de richting 
van de kracht.

Losse katrol: verkleint de kracht die 
nodig is. Maar vergroot de hoeveelheid 
touw die je binnen moet halen, met het aantal touwen waaraan de losse katrol hangt. 
Vaste katrol
Losse
katrol

Slide 28 - Tekstslide

Katrollen en Takels
2 katrollen dus de kracht van de last kun je delen door 2 en er is 2x zoveel touw nodig. 
3 katrollen dus de kracht van de last kun je delen door 3 en er is 3x zoveel touw nodig. 
4 katrollen dus de kracht van de last kun je delen door 4 en er is 4x zoveel touw nodig. 

Slide 29 - Tekstslide

Maken 10.3
Vanaf bladzijde 102 
Opgave 1 t/m 9 

Slide 30 - Tekstslide

Druk

Slide 31 - Tekstslide

Druk berekenen:
druk hangt af van kracht en oppervlakte 
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = m x g 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in kilogram (kg)
g = valversnelling in newton per kg (N/kg), deze is op aarde altijd 10 N/kg
eenheden
De druk kan je berekenen in verschillende eenheden.
1 Pa = 1 N/m2

Slide 32 - Tekstslide

Eric is 66 kg. De zolen van zijn schoenen hebben elk een oppervlak van 300 cm2. Hoe groot is de druk die Eric op de grond uitoefent als hij met beide schoenen op de grond staat? Schrijf de berekening op.

Slide 33 - Open vraag

Maken 10.4
Vanaf bladzijde 112 
Opgave 1 t/m 13 
*Maak van opgave 8 alleen a, c en f

Slide 34 - Tekstslide

Verwerking
Maak opdracht 1 t/m 11 en 13

Slide 35 - Tekstslide