Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp
Grammatica zinsdelen hoofdstuk 5
Meewerkend vw - welkom
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het meewerkend voorwerp
Grammatica zinsdelen hoofdstuk 5
Meewerkend vw - welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?
Je weet waar een meewerkend voorwerp voor is.
Je weet hoe je een MV moet toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk op de volgende dia het filmpje. 
Als je nog vragen hebt hierover, kun je dat na dit filmpje typen in de dia. 
Wanneer je er geen vraag over hebt, typ je: Nee. 
Wanneer je wel een vraag hebt, typ je de vraag in die dia. 
Wat ga je doen? - mv

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Heb je een vraag over wat er is verteld in het filmpje? Typ hieronder je vraag of typ 'nee'

Slide 5 - Open vraag

Je gaat nu je geleerde kennis toepassen. Je krijgt vragen die je gaat maken. 
Toepassen - MV

Slide 6 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie?

Slide 7 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
de klant
C
de bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "Mijn moeder"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quizvraag

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "aan mijn oma"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quizvraag

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.

Hoe heet het zinsdeel "een nieuwe jas"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quizvraag

Met welke vraag vind je het meewerkend voorwerp in deze zin:

'De ober overhandigde de directeur de rekening.'
A
voor wie overhandigde de rekening de directeur?
B
aan wie overhandigde de ober de rekening?
C
waaraan overhandigde de ober de directeur?
D
aan wie overhandigde de rekening de directeur?

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

De overledene bleek de Vogelbescherming een flink bedrag nagelaten te hebben.

Slide 13 - Open vraag

Evaluatie
Je weet nu waarvoor een MV is en hoe je het MV kunt vinden door middel van het trucje. Vul dit nu op de volgende dia in.

Slide 14 - Tekstslide

Waar is het meewerkend voorwerp (MV) voor?

Slide 15 - Open vraag

Hoe kun je het MV vinden in een zin?

Slide 16 - Open vraag

Bedankt voor je aandacht!

Slide 17 - Tekstslide