Bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord in een zin 
herkennen en benoemen. 
Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is



Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord

Slide 3 - Quizvraag


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 4 - Quizvraag

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Vertelt meer over een zelfstandig naamwoord (znw)

Kan voor of achter het znw staan


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 5 - Tekstslide

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 6 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok.

Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 9 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb een nieuwe telefoon gekregen.

Slide 10 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

De hoes die erbij hoort is groen.

Slide 11 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er leuke muziek op gezet.

Slide 12 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Alles van mijn favoriete band staat erop

Slide 13 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er een goede koptelefoon bij gekocht.

Slide 14 - Open vraag

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Bij 'de'-woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een 'e', 

bij 'het'-woorden alleen als er ook een blw voorstaat.


- het spannende boek

- een spannend boek


- de mooie kast

- een mooie kast



Slide 15 - Tekstslide

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 16 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 17 - Open vraag

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


Geeft aan van welk materiaal iets gemaakt is
- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


hout

Slide 20 - Open vraag


rubber

Slide 21 - Open vraag


plastic

Slide 22 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 23 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 24 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 27 - Quizvraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Open vraag