De watersnoodramp

De watersnoodramp
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De watersnoodramp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou jij doen als jouw huis onder water komt te staan?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les kan ik...
- Uitleggen wat de watersnoodramp is en wanneer die plaatsvond.
- Vertellen wat de oorzaken en gevolgen waren.
- Begrijpen hoe Nederland sindsdien het water bestrijdt.
- Reflecteren op hoe we omgaan met klimaat en waterveiligheid.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de watersnoodramp?
- 31 januari en 1 februari 1953
- Een zware storm, hoge zee en zwakke dijken zorgden voor een enorme overstroming, vooral in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Tijd moet ingekort worden!!!!
In welk jaar vond de watersnoodramp plaats?
A
1945
B
1962
C
1953
D
1976

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van de watersnoodramp
1. Een zware storm


2. Zwakke dijken en geen waarschuwing
            

Slide 7 - Tekstslide

"De Watersnoodramp was geen toeval. Er waren meerdere dingen die tegelijk gebeurden waardoor het helemaal misging. Laten we die oorzaken eens stap voor stap bekijken."

1. Een zware storm:
- In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 waaide het heel hard, vooral boven de Noordzee.
- De wind kwam uit het noordwesten en duwde heel veel water richting de Nederlandse kust.
- Het stormde zo erg dat het water werd opgestuwd tot ongekende hoogte.

3. Zwakke dijken en geen waarschuwing:
- Veel dijken in Zeeland en Zuid-Holland waren oud en te laag. Ze waren niet gebouwd voor zulke hoge waterstanden.
- In die tijd waren er geen mobiele telefoons, geen sirenes of apps. Veel mensen wisten niet dat er gevaar was.
- De ramp gebeurde ’s nachts, terwijl mensen sliepen. Daardoor konden ze zichzelf vaak niet op tijd redden.
Oorzaak of gevolg?
Oorzaak = waardoor iets gebeurt.

Gevolg = wat er daarna gebeurt.

Slide 8 - Tekstslide

"Een oorzaak is iets waardoor iets gebeurt.
Een gevolg is wat er daarna gebeurt.
Laten we kijken of jullie het verschil kunnen zien!"
Oorzaak
Gevolg
timer
1:00
Storm
Kapotte dijken
Overstroming
Mensen moeten vluchten
Huizen onder water

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurde er toen?
- Veel mensen en dieren kwamen om het leven, tijdens de overstroming.
- 100.000 mensen moesten hun huis verlaten.
- Hele dorpen stonden onder water.


Slide 10 - Tekstslide

"Toen de dijken braken, stroomde het water 's nachts heel snel de dorpen in. Mensen werden verrast in hun slaap. Huizen werden weggespoeld. Veel mensen konden zichzelf niet op tijd redden…"
Gezinnen die hun huizen moesten verlaten
Dieren moesten ook verplaatst worden naar een veilige plek
Mensen gingen met boten rond varen om elkaar te helpen.
Helikopters en vliegtuigen vlogen rond om gewonden mensen te helpen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat deed Nederland daarna?
Hoe zorgen we dat dit nooit meer gebeurt?
- Deltawerken
- Hoge dijken

Slide 12 - Tekstslide

"Na de ramp hebben we in Nederland grote bouwwerken gemaakt om ons te beschermen tegen het water. Dat heet: de Deltawerken."
Hoe werkt het?
Wat gebeurt er als het water stijgt? 
Wat doen de schuiven dan?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben we geleerd?
Wat vond je: spannend – verdrietig – leerzaam – stoer van Nederland?

Slide 14 - Tekstslide

Maak het luchtig:

“Wat vond je: spannend – verdrietig –  leerzaam –  stoer van Nederland?”
Wat is een oorzaak van de ramp?
A
Te veel ijs
B
Storm en zwakke dijken
C
Te weinig regen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de Deltawerken?
A
Bruggen
B
Bouwwerken tegen het water
C
Vliegtuigen
D
Duinen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je doen bij een overstroming?
A
Onder water gaan liggen
B
Blijven slapen
C
Naar een veilige plek gaan

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat neem jij mee bij een overstroming?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies