Herhaling T7 b3 Ecosystemen

Ecologie
Basisstof 3 Ecosystemen

code bnbpx
of via https://lessonup.app/
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ecologie
Basisstof 3 Ecosystemen

code bnbpx
of via https://lessonup.app/

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je weet het verschil tussen consumenten, producenten en reducenten
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven
  • Je kan een voedselweb vertalen naar een voedselpiramide

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

trofisch niveau: in eerste niveau autotrofe organismen

Slide 4 - Tekstslide

voedselketen begint altijd bij de producent (plant). Pijl gaat in de richting van degene die eet (waar de energie naartoe gaat)



Heterotrofe organismen
  • Zijn dus niet in staat om zelf organisme stoffen te vormen uit anorganische stoffen!
  • De meeste bacteriën, schimmels en dieren zijn heterotroof:
dus ook plantenetende waterdiertjes
  • Dit noemen we ook wel consumenten (tweede trofische niveau/tweede orde)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb is...
A
Een voedselweb bestaat uit meerdere voedselketens
B
Een voedselketen bestaat uit meerdere voedselwebben

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een pijltje in een voedselketen betekent:
A
Wordt gegeten door
B
Eet het volgende organisme

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk van de organismen hiernaast is autotroof?
A
radijs
B
konijn
C
uil

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er niet in een voedselweb?
A
planteneters
B
vleeseters
C
afvaleters
D
nutriënten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen.
-->

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

beschrijft een energiestroom:
we beginnen dus bij de producenten: planten
1e orde zijn planteneters (herbivoren)
vanaf 2e orde: diereneters (carnivoren) en alleseters (omnivoren)

dode resten van organismen kunnen worden gegeten door afvaleters = detritivoren. Dit zijn consumenten!
reducenten: breken overgebleven dode resten af tot anorganische stoffen zoals water, mineralen en CO2 (bacteriën en schimmels)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke rol heeft de leeuw in dit voedselweb?
A
Producent
B
Reducent
C
Concument 1e orde
D
Consument 2e orde

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consument 3
Consument 1
Consument 2
Heterotroof
Autotroof
Producent

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zeeanemoon
In afbeelding 3 zie je bijzondere zeeanemonen. Deze organismen vangen hun prooi met tentakels. De zeeanemoon Anthopleura elegantissima kan een symbiose (langdurige samenleving) aangaan met de alg Symbiodinium californium.

Wat voor organismen zijn de anemoon en de alg vóórdat ze de symbiose aangaan?

A
De anemoon en de alg zijn beide autotroof.
B
De anemoon en de alg zijn beide heterotroof.
C
De anemoon is autotroof en de alg is heterotroof.
D
De anemoon is heterotroof en de alg is autotroof.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een producent is altijd een....
A
Plant
B
Schimmel of Bacterie
C
Autotroof organisme
D
Heterotroof organisme

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

waarom deze vorm? verlies van energie 

Slide 23 - Tekstslide

bespreek de verschillende voedselpiramide
biomassa: totale gewicht van alle organische stoffen 

biomassa piramide altijd een piramide vorm zelfs als die van aantallen varieert.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

een deel van de energie wordt doorgegeven naar het volgende trofische niveau: zo ontstaat een energie stroom

Slide 26 - Tekstslide

als het weefsel van een trofisch niveau wordt opgegeten door het volgende trofische niveau komt de energie in hun weefsel terecht. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er altijd onderaan de voedselpiramide? En wat bovenaan?
A
Onder: toppredator Boven: consument
B
Onder: producent Boven: toppredator
C
Onder: consument Boven: producent
D
Onder: toppredator Boven: producent

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa.
- de havik weegt 1 kg
- de koolmezen wegen bij elkaar 5 kg
- de rupsen wegen bij elkaar 10 kg
- de eik heeft blaadjes die gezamenlijk 100 kg wegen.
Welke bewering is dan juist?
A
Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
B
Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
C
Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd.
D
Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderaan de voedsel piramide staan planten. Hoe worden deze organismen ook wel genoemd?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten
D
hoofdvoedsel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies