D-toets bespreken (laatste les voor eindtoets)

D-toets bespreken
Sprookje & spelling


D-toets bespreken deel I:
Herhaling bezitsvorm, verkleinwoord, samenstelling en meervoudsvorm.

D-toets bespreken deel II:
Quiz: eens of oneens? (theorie schrijven sprookje)
Laatste tips voor de eindtoets
Laatste oefeningen tussenletter bij samenstellingen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

D-toets bespreken
Sprookje & spelling


D-toets bespreken deel I:
Herhaling bezitsvorm, verkleinwoord, samenstelling en meervoudsvorm.

D-toets bespreken deel II:
Quiz: eens of oneens? (theorie schrijven sprookje)
Laatste tips voor de eindtoets
Laatste oefeningen tussenletter bij samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
... kan ik alle spellingsregels toepassen op voorgeschreven woorden (bezitsvormen, meervoudsvormen, verkleiningsvormen, tussen -n bij samenstellingen).
...weet ik waar ik extra op moet letten tijdens het schrijven van mijn sprookje.
...weet ik wat ik op mijn laptop moet doen bij het inleveren van de toets.

Slide 2 - Tekstslide

Deel I D-toets Sprookje & spelling - Antwoorden

Woorden die erin moeten voorkomen in het meervoud:
•    Slechterik -->slechteriken
•    Kolonie -->kolonies of koloniën
•    Bacterie --> bacteriën

Slide 3 - Tekstslide

Woorden die erin moeten voorkomen in de bezitsvorm:
•    Baby -->baby’s (speen)
•    Lex --> Lex’ (tas)
•    Anne --> Annes (huis)

Slide 4 - Tekstslide

Woorden die erin moeten voorkomen als samenstelling:
•    Spin + wiel -->spinnewiel
•    Horloge + maker -->horlogemaker
•    Aap + trots -->apetrots

Slide 5 - Tekstslide

Woorden die erin moeten voorkomen in de verkleiningsvorm:
•    Paté -> pateetje
•    Tiramisu -->tiramisu’tje
•    Oma -->omaatje

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Quiz: ben jei al un spelingsdeskundigge geworde?

Slide 7 - Tekstslide

Eens/goed of oneens/fout?

We bekijken een paar voorbeelden uit D-toetsen van leerlingen.

Slide 8 - Tekstslide

Eens of oneens?
Sanne heeft geen titel bedacht voor haar sprookje.


  • Antwoord: oneens. Ieder sprookje staat vaak bekend om de beroemde titel.

Slide 9 - Tekstslide

Eens of oneens?
Max besluit de indeling tussen zijn inleiding, middenstuk en slot met witregels aan te geven.

Witregel = Enter tussen de alinea (zoals op deze slide).

  • Antwoord: eens. Hierdoor wordt de opbouw van het verhaal helder voor de lezer.

Slide 10 - Tekstslide

Goed of fout?
Bregt besluit veel fantasie te gebruiken en gebruikt zoveel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden om de sfeer in het sprookje te versterken. Ze schrijft:

Er was eens een grappige kabouter en die woonde in een kleine, schattige, eetbare rode paddenstoel.

  • Antwoord: eens. Voor gebruik van fantasie en veel bijvoeglijk naamwoorden zorg je voor een sprookjessfeer en wordt de tekst levendig.

Slide 11 - Tekstslide

Eens of oneens?
Thomas besluit om de volgende moraal te bedenken voor zijn sprookje:

"Ga niet met een opaatje mee."

Hij vindt dit een prachtige, betekenisvolle moraal.

  • Antwoord: oneens. Deze moraal gaat over een belangrijke gebeurtenis in het boek. Het is geen "wijze levensles" zoals je die in andere sprookjes tegenkomt. Bijvoorbeeld:
  • Repelsteeltje --> Je mag niet liegen.
  • Roodkapje --> Vertrouw geen vreemden.

Slide 12 - Tekstslide

Gouden tips voor de toets:
  • Verwerk in jouw verhaal goed vs. kwaad (helpers vs. tegenstanders).
  • In het middenstuk beleeft de hoofdpersoon avonturen (met helpers en tegenstanders) terwijl hij probeert een doel te bereiken. Denk aan: list, opdracht, missie, zoektocht enz.
  • In het slot wordt duidelijk gemaakt of de hoofdpersoon zijn doel wel of niet heeft bereikt.

Slide 13 - Tekstslide

Gouden tips
  • Let op de spelling van de hoofdletters (namen personages, plaatsen).
  • Let op de werkwoordspelling.
  •  Onderstreep de gebruikte woorden (uit deel I) in deel II.
  • Sla het sprookje goed op! Opslaan -> Op mijn Mac > map Nederlands/ bureaublad.
  • Inleveren via SOM > Inleveropdrachten > Bijlage toevoegen.

Slide 14 - Tekstslide

Gouden tips
Personages met elkaar laten praten?

Slide 15 - Tekstslide

1. Wat is de samenstelling van: spil + been?
A
spillenbeen
B
spillebeen

Slide 16 - Quizvraag

2. De beroemde kerk van Barcelona. Hoe spel je de correcte bezitsvorm?
A
Barcelonas beroemde kerk
B
Barcelonaas beroemde kerk
C
Barcelona's beroemde kerk
D
Barcellonna's beroemde kerk

Slide 17 - Quizvraag

3. De wijnen van Bordeaux. Hoe spel je de correcte bezitsvorm van 'Bordeaux'?
A
Bordeaux' wijnen
B
Bordeaus wijnen
C
Bordeaux wijnen
D
Bordeauxs wijnen

Slide 18 - Quizvraag

4. Wat is het verkleinwoord van 'saté'?
A
satétje
B
satetje
C
saté'etje
D
sateetje

Slide 19 - Quizvraag

5. Wat is het verkleinwoord van 'lolly'?
A
lolly'tje
B
lollytje

Slide 20 - Quizvraag

6. Wat is de samenstelling van 'boek + kast'?
A
boekekast
B
boeken-kast
C
boekenkast
D
boekeskast

Slide 21 - Quizvraag

7. Wat is de samenstelling van: groente + soep?
A
groentensoep
B
groentessoep
C
groentesoep

Slide 22 - Quizvraag

8. Wat is het meervoud van 'havik'?
A
Havikken
B
Havviken
C
Havieken
D
Haviken

Slide 23 - Quizvraag

9. Wat is de bezitsvorm van 'Lars'?
A
Larses
B
Lars's
C
Lars'

Slide 24 - Quizvraag

10. Wat is het verkleinwoord van: A3?
A
A3'tje
B
A3tje
C
A3-tje
D
A3etje

Slide 25 - Quizvraag

Moeite met het schema uit Op Nivea over de tussen -n?

Bekijk dan de uitleg op de volgende slides nog eens.
Maak tot slot de extra oefeningen op slides 24 en 25.


Slide 26 - Tekstslide

Ander schema: regels tussen -n in samenstellingen
Samenstelling = eerste deel van het woord + tweede deel van het woord samengevoegd tot één woord. Bijvoorbeeld: fietsenrek (deel 1 = fietsen, deel 2 = rek).

Samenstelling schrijven?
Stap 1. Bestaat het eerste deel van de samenstelling uit bn of een ww?
Ja, dus ik schrijf een --> -e.
Bijvoorbeeld: goedemorgen.
Stap 2. Het eerste deel van de samenstelling bestaat uit een znw. Dan zijn er drie soorten regels:
  • 1. Het eerste deel van de samenstelling heeft alleen een meervoud op - en, dus ik schrijf --> en.
Bijvoorbeeld: fietsenrek, lampenkap, zwijnenstal.
  • 2. Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -s, dus ik schrijf een --> e.                                                                             Bijvoorbeeld: horlogemaker, aspergesoep.
  • 3. Het eerste deel heeft zowel een meervoud op -en als op -s, dus ik schrijf een -->e.                                                                         Bijvoorbeeld: groentesoep, keuzestress.




Slide 27 - Tekstslide

Ander schema tussen -n in samenstellingen
Stap 3. Of is er sprake van een uitzondering bij het maken van de samenstelling?
Het eerste deel van de samenstelling...
- is uniek: zonnestelsel.
- is versteend: schattebout.
- is versterkend: reuzegoed.
- heeft geen meervoud: rijstepap.




Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Einde les

Slide 31 - Tekstslide