Oefenen leerstof arm en rijk

Arm en rijk
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Arm en rijk

Slide 1 - Tekstslide

De formele sector = alles wordt opgegeven bij de belastingdienst.
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de formele sector
A
Je betaalt belasting
B
zwart werk
C
hogere lonen
D
beschermende wetten

Slide 3 - Quizvraag

Als je in de formele sector werkt, dan.....
A
Ben je schoenpoetser
B
Werk je niet-officeel
C
Betaal je belasting
D
Geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

In perifere landen zijn er verhoudingsgewijs meer mensen werkzaam in de formele sector
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Een ander woord voor scharreleconomie is:
A
Formele sector
B
Primaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 6 - Quizvraag

De primaire sector is..?
A
De industrie
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 7 - Quizvraag

Een voorbeeld van een beroep in de secundaire sector is
A
Bloembollenteler
B
Bloemist
C
Verpakken van bloembollen in een fabriek

Slide 8 - Quizvraag

Wat was de oorzaak van deze afname in primaire sector?
A
De oogst mislukte
B
Minder mensen die konden werken
C
Mechanisering in de landbouw
D
Nederland werd rijker

Slide 9 - Quizvraag

Stelling: een kapper werkt in de tertaire sector en een boer in de secundaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de secundaire sector?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Commerciële dienstverlening

Slide 12 - Quizvraag

Armoedegrens
A
Het aantal salaris dat je verdient.
B
Grens waarbij je bepaalt wie arm is.
C
Het inkomen dat je minimaal nodig hebt om te kunnen leven.
D
analfabetisme

Slide 13 - Quizvraag

De tertiaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 14 - Quizvraag

Als weinig mensen kunnen lezen en schrijven is de alfabetiseringsgraad....
A
Hoog
B
Laag

Slide 15 - Quizvraag

De alfabetiseringsgraad in Nederland is ...
A
Hoog
B
Laag

Slide 16 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. Wereldwijd zijn vrouwen vaak lager opgeleid dan mannen
2. Goed onderwijs zorgt voor een verlaging van de alfabetiseringsgraad

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 2 is juist, 1 onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Door de levensverwachting, de koopkracht en de alfabetiseringsgraad te meten, meet je
A
Welzijn
B
Welvaart

Slide 18 - Quizvraag

"In dit land kan 30% lezen en schrijven."
Dat betekent dus...
A
Een hoge alfabetiseringsgraad
B
Een lage alfabetiseringsgraad

Slide 19 - Quizvraag

Koopkracht:
A
Hoeveel geld je hebt
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen voor 1 dollar/euro
C
Hoeveel spaargeld je hebt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een beroep uit de informele sector?
A
winkelverkoper
B
computerdeskundige
C
schoenpoetser
D
dokter

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de informele sector?
A
piloten
B
bedrijf met veel vestigingen
C
onofficiële werkzaamheden
D
ict-werkers

Slide 22 - Quizvraag

Door een toenemende welvaart .......de wereldhandel.
A
stijgt
B
daalt

Slide 23 - Quizvraag

Hoe bereken je welvaart?
A
Het aantal inwoners : het welzijn
B
Het gemiddelde inkomen : het aantal inwoners van een land
C
Hoeveelheid geld in een land verdiend wordt : aantal inwoners
D
De oppervlakte van een gebied : het inkomen van mensen

Slide 24 - Quizvraag

De welvaart in dit land is...
A
Afgenomen
B
Gelijk gebleven
C
Toegenomen

Slide 25 - Quizvraag

Welvaart is:
A
Inkomen
B
Macht
C
Geluk

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen meetinstrument voor welzijn?
A
Levensverwachting
B
Alfabetiseringsgraad
C
Koopkracht
D
Het bnp

Slide 27 - Quizvraag

Hoe gezonder mensen zijn, hoe ... hun welzijn
A
Hoger
B
Lager

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort niet bij welzijn?
A
Onderwijs
B
Gezondheidszorg
C
Aantal auto's per 1000 inwoners
D
Levensverwachting

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn lagelonenlanden?
A
Nederland, Amerika, Frankrijk
B
België, India, Brazilië
C
India, Bangladesh, China
D
Pakistan, Rusland, Zuid-Afrika

Slide 30 - Quizvraag

6

Slide 31 - Video