VTH-AF Vitale Functies

Vitale functies

1 / 90
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 90 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 14 videos.

Onderdelen in deze les

Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Verdieping vitale functies
  • Oefenen met vitale functies
  • Presentatie 'ken je doelgroep'
  • EHBO - korte kennisupdate
  • Oefenen van EHBO handelingen 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vitale functies?
A
Hartfrequentie, bloeddruk, saturatie, temperatuur en bewustzijn
B
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en urineproductie
C
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en het 'niet pluis gevoel'
D
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en bewustzijn

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vitale functies?
Hartslag
Ademhaling
Temperatuur
Bloeddruk
Bewustzijn

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer te meten?
  • Deze kunnen af en toe worden gemeten bij een bezoek aan een dokter ter controle maar soms ook continu, bijvoorbeeld op de intensive care.  Bij ouderen in een verzorgingshuis of in de thuiszorg moeten soms ook de vitale functies worden gemeten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom meten we vitale functies?
Vitale functies zorgen ervoor dat wij in leven blijven. Als er problemen zijn met de vitale functies kan er bijvoorbeeld een ziekte zijn die behandeld moet worden door een dokter. 

Het compleet wegvallen van een vitale functie is levensgevaarlijk!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Observatie ademhaling
- Frequentie ademhaling
- Diepte en gelijkmatigheid ademhaling
- Regelmaat van de ademhaling
- Geluid van de ademhaling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een normale ademhalingsfrequentie voor volwassenen?
A
20-25x/min
B
15-20x/min
C
18-22x/min
D
25-30x/min

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frequentie ademhaling
Normale ademhaling:
Bij volwassenen 15 tot 20 maal per minuut 
Kinderen 20 tot 25 maal per minuut
Baby’s 30 tot 40 maal per minuut

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge ademfrequentie komt voor bij:
Aandoeningen van longen en luchtwegen
Hartafwijkingen
Koorts
Lichamelijke inspanning
Emotie 
 Pijn (ribben)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lage ademfrequentie:
In slaap en rusttoestand
Na gebruik van slaapmiddelen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diepte en gelijkmatigheid
Bij een diepe ademhaling is de frequentie lager en bij een oppervlakkige ademhaling hoger
Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
Aandoeningen van ademhalingsorganen (longemfyseem)
Sommige hart en vaatziekten
Een diepe ademhaling komt oa voor:
Na gebruik van slaapmiddelen
Bij bewusteloosheid ten gevolge van een hoge bloedsuikergehalte

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ritme
Na iedere inademing en uitademhaling is een pauze
Als bij elke pauze de rust even lang is dan is het een normale uitademing

Bij een onregelmatig ademhaling duren de pauzes korter tot helemaal geen pauzes

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geluid
Normale omstandigheden:
 vrijwel geen geluid
Mogelijk snurken (zwelling van de slijmvliezen van de ademhalingswegen)


Afwijkende ademhaling: 
Hijgende
Snurkende
Rochelende
Piepende ademhaling (astma aanval)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afwijkende ademhaling
Kussmall – ademhaling:
Regelmatige diepe ademhaling.
Komt voor bij bewusteloosheid door een verhoogde bloedsuikerspiegel

Cheyne – stokes – ademhaling:
Onregelmatige en ongelijkmatige ademhaling
Het is een in diepte toenemende ademhaling, die geleidelijk oppervlakkiger wordt, waarnaar een korte of langere adampauze volgt.
Dit beeld zie je vaak bij mensen die op sterven liggen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke situatie kan er sprake zijn van een Kussmaul ademhaling?
A
Bij een ketoacidose
B
Bij een hypoglycemie
C
Bij een hyperglycemie
D
In de stervensfase

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur
Normale temperatuur: 36 tot 37,5 C
Verhoging: 37,5 tot 38 C
Koorts: boven de 38 C
Ondertemperatuur: lager dan 36 C


Ochtendtemp is lager dan de middagtemp


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meet je de temperatuur
bij een patiënt?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Manieren temperatuur meting
Rectaal (in het rectum)
Axillair (onder de oksel)
Oraal (onder de tong)
Femoraal (in de lies)
Intra-auraal (in het oor)
Via voorhoofd of slaap

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koude rilling
Koude fase (1)
Rilt van de kou, klappertanden en schudden in bed

Warmte fase (2)
Acute temperatuurstijging, zv onrustig en angstig

Transpiratiestadium (3)
Zv sterk transpireren, lichaamstemp daalt, bleke gelaatskleur, snelle pols, klam voorhoofd.
Na de koude rilling die 10-30 minuten duurt. Daana meestal in diepe slaap. Lichaam moet herstellen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zorg biedt je bij koorts?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiding bij temperatuurregulatie
Verzorgingstips:
Bedrust houden, koorts vraagt extra energie van het lichaam
Stem de omgevingstemp van de ruimte aan op de wensen van de cliënt
Demp het licht
Zorg voor extra vocht (bij hoge temp 2 a 3 liter in totaal)
Verschoon het bed vaker bij overmatig transpireren
Vaker douchen of wassen
Denk aan mogelijk complicaties bij langdurige bedrust
Observeer de cliënt
Geef aandacht en zorg

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesopdracht
Vul de ontbrekende woorden in.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartfrequentie
Je observeert het aantal hartslagen per minuut
Je observeert de hartslag in rusttoestand

Gemiddelde hartslag
   - pasgeborene: 120 – 140 sl/min
   - kinderen: de frequentie hangt er af van de leeftijd, maar is hoger dan
     een bij een volwassene
   - volwassene 60 – 80 sl/min

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er tijdens een hartslag?
Bij elke hartslag vult het hart zich met bloed. Daarna trekt de hartspier samen om bloed naar je organen en spieren te pompen. Dit lijkt eenvoudig geregeld, maar in werkelijkheid zit hier een ingewikkeld systeem achter.

Normaal is de hartslag bij volwassenen in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut. Wat is jouw hartslag?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies






De hartslag kan gemakkelijk
    gemeten worden door de kloppingen te
    tellen van een bloedvat in de pols vlak
    onder de duim. Dit wordt de polsslag genoemd.
   

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke aandoeningen van het hart
en de bloedvaten ken je?

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor een hartfrequentie verwacht je bij een zieke Corona patiënt?
A
Normale hartslag
B
Versnelde hartslag
C
Verlaagde hartslag
D
Onregelmatige hartslag

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ritme
Normale hartslag: regelmatig
“Normaal” zijn alle hartslagen even krachtig en gelijkmatig

Onregelmatige hartslag kan wijzen op een stoornis in de werking van het hart

Verpleegkundige noteert bij onregelmatig ritme: 85 IRR

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afwijkende hartfrequentie
Verhoogde hartfrequentie: tachycardie
Oorzaken: emoties, koorts, bloedingen, hartafwijkingen, bepaald medicatiegebruik

Verlaagde hartfrequentie: bradycardie
Oorzaken: conditieverbetering, tijdens de slaap, een hersenaandoening, bij hartafwijkingen, bepaald medicatiegebruik, in een later stadium van shock


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hypertensie
A
te lage bloeddruk
B
te hoge bloeddruk
C
een normale bloedruk
D
te druk in de klas

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolzuur

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Saturatie
  • Gezonde mensen saturatie 96- 100 %
  • COPD/ hartfalen saturatie 92-100%
  • Lager dan 95% overleg arts
  • Lager dan 90% overwegen toedienen van zuurstof. Altijd inoverleg met de arts.


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtpunten saturatie meten
  • Kijk naar de zorgvrager, niet alleen naar de getallen; wat zie je?
  • Nagellak kan de meting beinvloeden
  • Door koude handen is de meting moeilijker uit te voeren (geen mooie curve)

VS

Goede curve
Slechte curve

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presentatie 
'Ken je doelgroep'

Lewy Body (Nathalie/ Wesley/Davey)

Diabetes (Melissa/ Johanna)

Vasculaire dementie (Ilona/ Marielle)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw kennis van EHBO?
Ik heb een geldig EHBO diploma
Ik heb een EHBO diploma maar deze is recent verlopen
Ik heb ooit wel EHBO gehad, maar dat is lang geleden
Ik heb geen ervaring met EHBO

Slide 49 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de regel van vijf bij EHBO?

Slide 50 - Open vraag

Let op gevaar.
Ga na wat er gebeurd is en wat iemand mankeert.
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
Zorg voor deskundige hulp
Help iemand op de plaats waar het slachtoffer zich bevindt.

5 belangrijke punten EHBO
1. Let op gevaar 
2. Ga na wat er gebeurd is en wat het slachtoffer mankeert
3. Stel het slachtoffer gerust
4. Schakel deskundige hulp in
5. Help het slachtoffer ter plaatse

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verplaatsingstechnieken
  • Rautekgreep
  • Ondersteunend verplaatsen 
  • De greep van Zach

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De greep van Zach
Met de handgreep van Zäch wordt de nek en het hoofd van een slachtoffer in dezelfde positie gehouden.

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bewustzijnscontrole
  • Aanspreken
  • Controle ademhaling

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschijnselen bij een te lage bloeddruk

Flauwtes
Vermoeidheid
Duizeligheid door beweging
Hartkloppingen
Shock

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn je acties bij een flauwte

Slide 61 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt ook spreken van:
Twee niveaus van bewustzijn: 
  • een slachtoffer is bij bewustzijn 
  • een slachtoffer is bewusteloos 

Bewustzijnsdaling (niet alert)
flauwte (bewustloos)

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ABCDE-methode
A = Airway
B = breathing
C = circulation
D = disability
E = exposure
ABCDE

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 64 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wonden

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten wonden zijn er?

Slide 66 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

soorten wonden
- mechanische wond (scherp of stomp)
- chemische wonden
- thermische wonden
- elektriciteitswonden
- stralingswonden (zonnebrand of bestraling)
- infectiewonden (van binnenuit)
- oncologische wonden
- circulatiewonden (slechte doorbloeding)

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeding

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 70 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Brandwonden
                                                                      - Eerstegraads verbranding      
                                                                 - Tweedegraads brandwond
                                                              - Derdegraads brandwond

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 72 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe koel je brandwonden?
A
met lauw stromend water, net boven de wond
B
met koud water, op de wond
C
met koud water, net boven de wond
D
met lauw water, op de wond

Slide 74 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het koelen van een brandwond zo belangrijk?
A
Omdat het ervoor zorgt dat de pijn weg gaat en daardoor is het slachtoffer rustiger en beter te behandelen.
B
Ieder minuut dat de brand door smeult in het lichaam worden er veel cellen verwoest en word de prognose dus slechter.

Slide 75 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Watvoor brandwond zie je hier?
A
1e graads
B
2e graads
C
3e graads

Slide 76 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kneuzing


Een kneuzing komt door een botsing van een hard voorwerp en een lichaamsdeel.

Kneuzingen zijn beschadigingen aan het weefsel tussen de toplaag (opperhuid) van de huid en de botten.  

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 78 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een botbreuk?

Slide 79 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat mag je zeker niet doen bij een botbreuk

Slide 80 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zekere breuk
onzekere breuk

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergiftiging 

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 groepen giftige stoffen

  • Aardolie producten
  • Bijtende/etsende stoffen
  • Niet bijtende stoffen 

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verstikking

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 88 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe pas je de Heimlich greep toe in de rolstoel?

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 90 - Video

Deze slide heeft geen instructies