2VWO_Chapitre 6

Programme week 20 - a2b
Introduction Chapitre 6: Lyon, c'est bon!
Planning week 20
Objectifs
- iemand uitnodigen voor het eten
- vertellen wat je wel en niet lekker vindt
Vocabulaire
- eten en drinken
- je mening geven
- koken
Grammaire
- het aanwijzend voornaamwoord
- prendre
- het delend lidwoord
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programme week 20 - a2b
Introduction Chapitre 6: Lyon, c'est bon!
Planning week 20
Objectifs
- iemand uitnodigen voor het eten
- vertellen wat je wel en niet lekker vindt
Vocabulaire
- eten en drinken
- je mening geven
- koken
Grammaire
- het aanwijzend voornaamwoord
- prendre
- het delend lidwoord

Slide 1 - Tekstslide

Le goûter, c'est quoi?
A
een tussendoortje
B
een vieruurtje
C
een toetje
D
een snoepje

Slide 2 - Quizvraag

Un macaron, c'est quoi?
A
un petit gâteau rond
B
des 'macaroni' à la française
C
le président de la France
D
un fromage

Slide 3 - Quizvraag

La gastronomie, c'est quoi?
A
de gastvrijheid
B
de sterrenkunst
C
de wijn bij het eten
D
de kookkunst

Slide 4 - Quizvraag

Quel film de Disney est le nom d'un plat français?

Slide 5 - Open vraag

Les tripes, c'est quoi?
A
organen
B
hersenen
C
kikkerbillen
D
slakken

Slide 6 - Quizvraag

Les croissants viennent de la France?
A
vrai
B
faux

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Cherche....
un produit d'une marque française

Slide 9 - Tekstslide

Tu connais les marques françaises?

Slide 10 - Open vraag

  • Quel est ton plat préféré?

  • Tu préfères la viande, le poisson ou les légumes?

  • Qu'est-ce que tu aimes boire?

  • Tu aimes faire la cuisine?
Mon plat préféré est la pizza.

Je préfère les légumes.


J'aime le thé et le vin.


J'aime faire la cuisine.


Slide 11 - Tekstslide

Grammaire C: het aanwijzend voornaamwoord
Stappenplan
  1. is het ZN meervoud                       -->     ces
  2. is het ZN vrouwelijk                       -->     cette
  3. begint het ZN met een klinker  -->     cet
  4. is het ZN mannelijk                        -->     ce

Het aanwijzend vnw vertaal je in het Nederlands met: deze, die, dit of dat

Slide 12 - Tekstslide

On va acheter ... tomates (v)?
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 13 - Quizvraag

... supermarché (m) est fermé.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 14 - Quizvraag

... plat (m) est délicieux.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 15 - Quizvraag

Donne-moi ... recette (v), on va faire les courses.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 16 - Quizvraag

Le plat avec ... ingrédients (m) étrangers?
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het lidwoord door een aanwijzend vnw.
1. les légumes 2. la salade
3. l'oignon 4. le poivron

Slide 18 - Open vraag

Attention!
ce matin = vanochtend
cet après-midi = vanmiddag
ce soir = vanavond

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Programme week 20 - a2a
Terugkoppeling week 19
Planning week 20
Objectifs
- vertellen wat je wel en niet lekker vindt
Vocabulaire
- eten en drinken
- koken
Grammaire
- het aanwijzend voornaamwoord

Slide 21 - Tekstslide

Cherche....
un produit d'une marque française

Slide 22 - Tekstslide

Tu connais les marques françaises?

Slide 23 - Open vraag

  • Quel est ton plat préféré?

  • Tu préfères la viande, le poisson ou les légumes?

  • Qu'est-ce que tu aimes boire?

  • Tu aimes faire la cuisine?
Mon plat préféré est la pizza.

Je préfère les légumes.


J'aime le thé et le vin.


J'aime faire la cuisine.


Slide 24 - Tekstslide

Grammaire C: het aanwijzend voornaamwoord
Stappenplan
  1. is het ZN meervoud                       -->     ces
  2. is het ZN vrouwelijk                       -->     cette
  3. begint het ZN met een klinker  -->     cet
  4. is het ZN mannelijk                        -->     ce

Het aanwijzend vnw vertaal je in het Nederlands met: deze, die, dit of dat

Slide 25 - Tekstslide

On va acheter ... tomates (v)?
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 26 - Quizvraag

... supermarché (m) est fermé.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 27 - Quizvraag

... plat (m) est délicieux.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 28 - Quizvraag

Donne-moi ... recette (v), on va faire les courses.
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 29 - Quizvraag

Le plat avec ... ingrédients (m) étrangers?
A
ces
B
cette
C
ce
D
cet

Slide 30 - Quizvraag

Vervang het lidwoord door een aanwijzend vnw.
1. les légumes 2. la salade
3. l'oignon 4. le poivron

Slide 31 - Open vraag

Attention!
ce matin = vanochtend
cet après-midi = vanmiddag
ce soir = vanavond

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Programme, semaine 20
Terugkoppeling week 20
Planning week 21
Objectifs
- vertellen wat je wel en niet lekker vindt
Vocabulaire
- eten en drinken
- koken
Grammaire
- het aanwijzend voornaamwoord

Slide 34 - Tekstslide

Grammaire C: het aanwijzend voornaamwoord
Stappenplan
  1. is het ZN meervoud                       -->     ces
  2. is het ZN vrouwelijk                       -->     cette
  3. begint het ZN met een klinker  -->     cet
  4. is het ZN mannelijk                        -->     ce

Het aanwijzend vnw vertaal je in het Nederlands met: deze, die, dit of dat

Slide 35 - Tekstslide

Tu connais ... plat (m) typiquement italien?
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 36 - Quizvraag

Tu as de l'argent pour acheter ... produits?
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 37 - Quizvraag

Tu connais ... bon restaurant?
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 38 - Quizvraag

Vervang het lidwoord door een aanwijzend vnw.
1. la recette 2. le sel
3. l'huile d'olive 4. les frites

Slide 39 - Open vraag

oi > croissant

Slide 40 - Tekstslide

  • Quel est ton plat préféré?

  • Tu préfères la viande, le poisson ou les légumes?

  • Qu'est-ce que tu aimes boire?

  • Tu aimes faire la cuisine?
Mon plat préféré est la pizza.

Je préfère les légumes.


J'aime le thé et le vin.


J'aime faire la cuisine.


Slide 41 - Tekstslide

Cherche l'intrus
A
la boisson
B
la bouteille
C
le verre
D
l'oignon

Slide 42 - Quizvraag

Cherche l'intrus
A
le sel
B
le poivre
C
l'assiette
D
l'huile d'olive

Slide 43 - Quizvraag

Cherche l'intrus
A
la saucisse
B
le poisson
C
le boeuf
D
le porc

Slide 44 - Quizvraag

Cherche l'intrus
A
la pomme
B
le déjeuner
C
le dîner
D
le repas

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide