H5.2 deel2

5.2 Democratie in Nederland
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

5.2 Democratie in Nederland
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • Hoe Nederland vanaf 1815 werd bestuurd.
  • Welke invloed de liberalen hadden.
  • Wat veranderde door de grondwet van 1848.
  • Hoe het kiesrecht werd uitgebreid.

Slide 2 - Tekstslide

Koning Willem I was...
A
de zoon van stadhouder Willem V
B
de kleinzoon van Napoleon
C
een door het volk gekozen koning
D
geen familie van Willem van Oranje

Slide 3 - Quizvraag

Willem I had als bijnaam 'Koopman Koning'. Waarom?
A
-Hij was voor zijn koningschap koopman geweest. - Hij had vele aandelen op de beurs om snel rijk te worden
B
-Hij wilde de Nederlandse economie en handel verbeteren. -Hij richtte de Nederlandse Handelsmaatschappij op
C
-Hij richtte de Nederlandse Handelsmaatschappij op. -Hij was voor zijn koningschap koopman geweest.
D
-Hij had vele aandelen op de beurs om snel rijk te worden. -Hij wilde de Nederlandse economie en handel verbeteren.

Slide 4 - Quizvraag

Wie is wie uit uit par. 4?
Koning Willem II
Koning Willem I
Johan Thorbecke
Napoleon

Slide 5 - Sleepvraag

Wie had in 1815 in Nederland de meeste macht?
A
de koning
B
het parlement
C
het volk
D
regenten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen een groep rijke mannen had kiesrecht

Slide 7 - Quizvraag

Vanaf welk jaar hoorde België niet meer bij Nederland?
A
1815
B
1830
C
1831
D
1848

Slide 8 - Quizvraag

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
  • Moet niets weten van democratie

  • Door misoogsten in 1845 leden veel mensen in Europa honger. Door onvrede leidde dit in 1848 tot opstanden in Europese hoofdsteden. Willem II vreest voor revolutie. Hij geeft Thorbecke opdracht een nieuwe grondwet te schrijven.


Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen 
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (dus ook voor de daden van de koning)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De grondwet van 1848
  • In de grondwet van 1848 werden brugerlijke vrijheden als grondrechten vastgelegd.
  • Ook werd er vastgelegd dat Nederland een parlementair stelsel kreeg.
  • De koning bleef staatshoofd, maar geen regeringsleider meer.
  • Dat werd de voorzitter van de vergadering van de minsiters, de minister-president
  • De gezamenlijke ministers vormen het Kabinet.
  • In de eerste jaren mochten alleen mannen met veel bezit stemmen, ongeveer 11% van de bevolking.
  • Het kiesrecht werd langzaam uitgebreid.
  • In 1917 kregen alle mannen kiesrecht.
  • In 1919 kregen ook vrouwen kiesrecht.
  • Hierdoor werd Nederland een parlementaire democratie
  • Het parlement heeft de hoogste macht.
  • Nieuwe wetten moeten door het parlement goedgekeurd worden.
  • De regering moet toestemming vragen aan het parlement om geld uit te geven.
  • De tweede kamer word gekozen door de Nederlandse burgers.
Het had voortaan een bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van het parlement dat met algemeen kiesrecht is verkozen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wie wilde er in het midden van de 19e eeuw een sterk parlement?
A
Arbeiders
B
Liberalen
C
Koning
D
Regering

Slide 14 - Quizvraag


Zet de letters 1 t/m 6 in de juiste tijdsvolgorde:

1. Alleen rijke Nederlanders mogen stemmen.
2. Het algemeen kiesrecht wordt ingevoerd in Nederland.
3. Het Nederlandse parlement krijgt de hoogste macht.
4 In Europa zijn er verschillende opstanden.
5. Nederland wordt een constitutionele monarchie.
6. Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet.
A
5 --> 4 --> 6 --> 3 --> 2 --> 1
B
5 --> 4 --> 6 --> 3 --> 1 --> 2
C
5 --> 4 --> 6 --> 1 --> 3--> 2
D
5 --> 4 --> 3 --> 6 --> 1 --> 2

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de bron.

Op de munt ontbreekt een deel van de naam van een koning.
Welke naam hoort op deze munt te staan?
A
Willem I, Koning der Nederlanden
B
Willem II, Koning der Nederlanden
C
Willem III, Koning der Nederlanden
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 16 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de democratie in Nederland.

Welke zin is juist?
A
Tussen 1813 en 1848 had koning Willem I (zie plaatje) alle macht.
B
In 1813 werd Nederland een parlementaire democratie.
C
Vanaf 1848 moest koning Willem II veel meer rekening houden met het parlement.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Link

Voeg een screenshot toe van jouw puzzel.

Slide 19 - Open vraag

Los de rebus op en leg de uitspraak uit.

Slide 20 - Open vraag